Codenaam Coco

Vijftien jaar en bij het verzet

De oorspronkelijke titel van deze oorlogsroman luidt 'Cross my Heart ... and hope to live' als variant op het gezegde 'cross my heart and hope to die' dat gebruikt wordt om een plechtige belofte te bezegelen. Een dergelijke titel laat zich natuurlijk niet zomaar vertalen maar de Nederlandse titel 'Codenaam Coco' klinkt heel wat prozaïscher en lijkt vooral een  reclamezet om de link te leggen met het succesvolle 'Codenaam Verity' van Elizabeth Wein.
Ook hier gaat het om een vrouwelijk hoofdpersonage dat haar steentje wil bijdragen aan de strijd tegen de nazi’s. Nicole de Wilde is nog maar vijftien maar wanneer de Duitsers in 1940 Brussel binnenvallen. Toch is ze vastbesloten om een actieve bijdrage te leveren in de strijd tegen de agressor. En dat ondanks de dringende waarschuwing van haar vader die, net voordat hij wordt opgepakt door de nazi’s, zijn dochter bezweert om niet terug te vechten (p. 19). In het geheim sluit Nicole samen met haar vriend Anton toch aan bij het verzet en tegenover haar moeder en oma verantwoordt ze haar uithuizigheid door vrijwilligerswerk bij het Rode Kruis voor te wenden.
Maar wat ze echt doet, is veel gevaarlijker dan hulpgoederen inpakken. Via gecodeerde boodschappen en met het gebruik van schuilnamen (Nicole wordt Coco) plant de Brusselse verzetsgroep allerlei sabotagedaden, met als hoogtepunt een grote aanslag op een station in de kerstvakantie wanneer vele Duitse soldaten naar huis vertrekken.
Het boek is spannend geschreven, maar is toch niet enkel gericht op actie. De nachtelijke, geheime afspraken en de plannen om de vijand telkens weer om de tuin te leiden, hebben wel iets van een scoutsspel, maar de inzet is hier wel heel hoog. Door de sabotagedaden worden niet enkel de Duitse soldaten getroffen maar vallen er ook burgerslachtoffers. Vele van die soldaten zijn trouwens ook maar gewone jongens die stand moeten houden in een vreemd land, ver weg van hun familie en geliefden. Wie tijdens een verzetsactie wordt gepakt, staan helse tijden te wachten. Niet alleen het eigen leven staat dan op het spel, maar ook dat van hun familie en van de andere groepsleden.
Toch lijkt het boek soms meer op een avonturenverhaal dan op een historische roman over de weerstand in België. Dit heeft vooral te maken met het hoofdpersonage Nicole. Zij wordt bovenal geportretteerd als onverzettelijke heldin die almaar door de mazen van het net glipt. Wanneer ze bij de aanslag op het station wordt opgepakt, wordt ze hardhandig ondervraagd. Dank zij de interventie van de collaborerende vader van haar vroegere vriendin Aurelie wordt ze niet doodgemarteld maar naar Ravensbrück overgebracht. Daar kan ze echter ontsnappen wanneer ze met een vrachtwagen naar een werkplaats buiten het kamp wordt gebracht. Tijdens haar vlucht wordt ze geholpen door een katholieke priester die haar via het Rode Kruis terug naar België kan helpen. En de toevalligheden blijven zich opstapelen, wat het realisme niet ten goede komt. Ook de Brusselse setting wordt niet echt realistisch ingevuld. Wie vertrouwd is met de Belgische tweetaligheid vraagt zich de hele tijd af welke taal Nicole en haar vrienden spreken en hoe dat dan gaat bij contacten met andere weerstandsgroepen. Verderop in het boek wordt duidelijk dat ze Franstalig zijn, en meteen blijkt dan ook dat de auteur ervan uit gaat dat België een Franstalig land is. Als Engelse heeft ze misschien weinig oog voor dergelijke details, maar daar dient research nu eenmaal voor. De stad Brussel waar Nicole en haar vriend wonen blijft eveneens vaag. Er worden geen herkenbare stadsdelen beschreven. Zo wordt  het station waar de aanslag wordt beraamd een nietszeggend ‘groot gebouw van rode baksteen’ (p. 165).
Dit alles neemt niet weg dat 'Codenaam Coco' toch een boeiende roman is die jongeren met een interesse voor de tweede wereldoorlog zal aanspreken door de combinatie van avontuur en geschiedenis.