De dag dat ik een hond wilde zijn

Soms komen wensen uit. Dit overkomt Astrid bij een avondwandeling. Ze ziet een vallende ster en wenst dat ze een hond wordt. Ze had die dag immers ruzie met haar beste vriendin Vera en ook thuis is mama boos op haar. Ze denkt dat het leven als hond veel gemakkelijker is. Iedereen is vriendelijk, je hoeft niet op te ruimen. Je ligt maar in je mand. Maar haar wens wordt vervuld en nu is ze Astrid, de hond. Ze krijgt dus vieze hondenbrokken in plaats van die lekkere stoofpot. Wanneer papa 's morgens met haar rondjes wandelt, snapt ze niet wat de bedoeling is. Een plasje doen? Dat vindt ze maar vies en ze probeert te plassen op het toilet. Bovendien blijkt dat haar ouders haar al heel de tijd als hond hebben. Niets verwijst nog naar haar leven als meisje. Haar kamer is weg, haar jas, haar boekentas, haar vriendin heeft andere vrienden, ... Wanneer ze 's avonds aan papa's voeten ligt, wordt ze beschuldigd van stinkende winden en de keuken ingestuurd, terwijl Astrid goed beseft dat het mama was. Haar geur en gehoor zijn immers veel beter dan die van mensen. Astrid denkt nog als een meisje, maar ze kan niemand iets duidelijk maken. Het leven van een hond is toch niet zo leuk als ze dacht. Maar zal Astrid opnieuw een meisje worden? Die spanning blijft behouden tot de laatste bladzijden. Dit fantasierijke en originele verhaal is toch heel geloofwaardig. De auteur schrijft met veel humor. Je leest het boek in één ruk uit. Als lezer raak je enorm betrokken doordat het verhaal geschreven is in de ik-persoon. Je krijgt een beeld van het leven als hond. Vooral het feit dat ze niet begrepen wordt door haar 'baasjes' zit Astrid hoog. De details zijn grappig en herkenbaar (mama laat winden en geeft Astrid de schuld). Het boekje heeft geen illustraties, maar de aantrekkelijke kaft en de vlotte vertelstijl maken er een mooi en boeiend geheel van.