De kleine Odessa. De val van Scribopolis. Boek I

Peter van Olmen is duidelijk ‘gebeten’ door zijn kleine Odessa. Na het eerste drieluik over zijn jonge heldin start hij een tweede reeks over haar onder de titel 'De val van Scribopolis', waarin de boekenstad met de ondergang bedreigd wordt.

Net als in de eerste reeks steekt ook hier de charme vooral in het spel van verwijzingen naar bekende auteurs en personages, van de gezusters Brontë tot Bram Stoker, van Dorian Gray tot Zeus. Dat spel is vaak grappig en intrigerend en geeft voldoening als je de referenties herkent. Tegelijk is het van het goede te veel. Zeker jonge lezers die de verhalen waarnaar verwezen wordt niet kennen, kunnen door de overvloed aan namen in verwarring geraken. Het verhaal raakt echt overladen, de ene draad na de andere wordt opgepakt en weer losgelaten. Nogal wat fragmenten doen gekunsteld aan, zoals de naakte confrontatie van Odessa met Athene, Hera en Aphrodite of het gevecht tussen Lod. A en Dracula, waarbij hun schaduwen mekaar als volleerde ninja’s te lijf gaan. Om de draden te laten eindigen, moet Van Olmen geregeld een kunstgreep toepassen. Odessa kan wel heel vaak op het nippertje door het oog van de naald kruipen.

Van Olmen probeert zijn hoofdpersonage meer diepgang te geven door uitvoerig aandacht te schenken aan de verscheurende keuze die ze moet maken tussen haar twee vaders: de machtsgeile, sluwe Mabarak uit de echte wereld en niemand minder dan Shakespeare, de door haar aanbeden vader uit de boekenwereld. Die twijfel maakt Odessa weliswaar interessanter, maar tegelijk wordt er zo vaak op teruggekomen dat ook die iets geforceerds krijgt. Dat laatste geldt ook voor andere gevoelens, bijvoorbeeld wanneer ze zelfmoord lijkt te overwegen. Een ander boeiend personage is Lod. A., de rare vogel die zo zelfingenomen is dat het grappig wordt. Maar ook hier had de auteur meer maat moeten houden. Nu worden zijn reddingsacties op de duur goedkoop en zijn seksistische of andere grappig bedoelde tussenkomsten irritant.

Ook over Van Olmens stijl is mijn oordeel gemengd. Geregeld vonkt en spettert zijn taal, maar vaak ook verliest hij zichzelf in gezochte woordspelletjes of ongepaste beelden. Over Paris schrijft hij: "Zijn blik bleef aan de vormen van de vrouwen hangen als die van een hond aan een parmaham." En als Odessa de uitgeputte Dracula voorzichtig laat drinken van haar bloed, voelt het "alsof ze een baby te drinken geeft" ... Uiteindelijk gaat het boek over wat boeken kunnen doen of zoals Mabarak het stelt: "boeken werken op je in, of je dat nu wil of niet." Zelfs Machiavelli is zich bewust van de macht van boeken, hij noemt ze de belangrijkste wapens van de schrijvers: "woorden dringen de hoofden van mensen binnen en geven via hen vorm aan de wereld." Om zijn woorden echt te laten beklijven in de hoofden van zijn lezers, zou Van Olmen vooral moeten schrappen, zodat zijn sterke kanten beter tot hun recht komen.