De liefste papa en ik

Ondertussen kennen we ze wel: de prentenboeken waarin mama, papa of een ander volwassen exemplaar van deze of gene diersoort zich – zoals het hoort, uiteraard! – liefdevol ontfermt over een jonger specimen. Meestal gaat het om fijne verhaaltjes, die al even fijn ondersteund worden door passende illustraties. Boeken kortom, waaraan zowel voorlezer als voorgelezene een tevreden gevoel overhouden. Denken we maar aan het onvolprezen ‘Raad eens hoeveel ik van je hou’ en ‘Omdat ik zoveel van je hou’. Zulke prentenboeken maken de wereld een beetje mooier en kunnen we dus enkel maar toejuichen. Helaas kunnen we ‘De liefste papa en ik’ niet echt met gejuich ontvangen en zal het zeker niet uitgroeien tot een klassieker in het genre. Daar is het toch allemaal iets te minnetjes voor. Nochtans ziet het verhaaltje er wel uitnodigend uit: papa en Beertje gaan op stap om voor het eerst vissen te vangen. Op weg naar de rivier wil het kleine grut aan papa laten zien wat hij allemaal wel al niet kan: bessen plukken, klimmen, grommen en nog veel meer. Jammer genoeg is hij nog wel een beetje onbezonnen in zijn goede bedoelingen, maar gelukkig is er steeds de hulp van papa, die zoonlief uit benarde situaties weet te redden. Bij het vissen dreigt het mis te lopen als Beertje in het water valt, maar gelukkig kan hij zwemmen en weet hij zelfs een vis te vangen, die dan ook smakelijk opgepeuzeld wordt. Waar die tweede gevangen vis op de laatste bladzijde vandaan komt…daar heb je het raden naar. Eigenlijk wordt in dit boek het aloude principe van herhaling gehanteerd in de verhaallijn, iets wat kleine kinderen wel weten te smaken, maar hier komt het toch wat geforceerd over. De tekst is niet sterk genoeg en ook de tekeningen zijn niet bepaald pareltjes; ze ogen zelfs wat amateuristisch en dat kan toch nooit de bedoeling zijn geweest. Gemiste kans dus, al kan ik me levendig voorstellen dat menig papa blij zal zijn om dit prentenboek van zijn peuter of kleuter te ontvangen. Bevestiging van je capaciteiten als ouder is immers steeds welkom, niet?