De metro van Magnus/Een huis met zeven kamers

In 'Een huis met zeven kamers' neemt Joke van Leeuwen je op sleeptouw door zeven kamers die elk hun eigen verhaal hebben. In de eetkamer bijvoorbeeld komt mevrouw Van Voren-Achterkant aan bod, die een heel restaurant in verlegenheid brengt door boerewoer met zoetkauw te bestellen, en wanneer ze het uiteindelijk geserveerd krijgt, vast te stellen: “Wat enig, het bestaat dus echt, het ruikt wat zoetig zogezegd.” (p. 40). In de slaapkamer dan weer maakt Janneke van Zomeren kennis met al haar angsten in het donker, die nog veel banger zijn van haar dan omgekeerd: de Traploper, die dag en nacht de trap op- en afrent, het Raamkonijn, dat steeds moet kijken of de maan wel de goede kant uitgaat, de Pantoffelheld die niet onder bed durft uit te komen.
Als je het boek omdraait, zit je in 'De metro van Magnus'. Magnus Melk tekent op een lome zaterdagochtend een metro: een netwerk, met acht stations die hij elk een bijzondere naam geeft: “station boevenbosjes” of “station unieke rotspartijen”. Wanneer hij zijn tekening wil ophangen, blijkt er geen plakband meer in huis. Magnus gaat op stap om een rolletje te kopen, maar komt zo in zijn zelf verzonnen metro terecht.
Zoals we dat van Joke van Leeuwen gewend zijn, zijn beide verhalen een uitgelaten buiteling van proza, poëzie en kriebelige tekeningen, barstensvol humor, in een meesterlijke taal vol woordspelingen, zo levendig dat je de taal kan horen terwijl ze je leest! Getuigend van een verbeeldingskracht om u tegen te zeggen bovendien. Om op gelijk welke leeftijd van te genieten.