De Noordenwindheks

Dit is een zogenaamd dubbelboek: een boek waar je langs twee kanten kan aan beginnen. Zo krijg je één verhaal, maar verteld vanuit 2 verschillende personages. Er is het meisje Rifka dat bij haar oom woont, een klokkenverzamelaar en -hersteller. Rifka heeft een huidziekte waardoor het lijkt alsof ze schubben heeft. Omdat ze steeds zieker wordt en uit haar lichaam treedt, brengt haar oom haar naar het ziekenhuis. Ze sluit er vriendschap met Mori, de jongen aan de andere kant van het gordijn op haar kamer. Uiteindelijk treedt ze definitief uit haar lichaam. En er is Mori, wiens ouders gescheiden zijn en wiens moeder beter lijkt te kunnen communiceren met planten dan met haar zoon. Een hersenvliesontsteking brengt Mori op de kamer van Rifka. Tussen beiden ontstaat een aarzelende conversatie, een verstandhouding, platonische liefde. Enkel via gesprekken, want elkaar zien doen ze nooit. De nacht dat Rifka sterft -zonder dat Mori dit te weten komt- hernemen Mori’s krachten. Het verhaal van deze twee beschadigde kinderen -zowel fysiek als psychisch- laat je niet onberoerd. Hoe ze elkaar vinden en bij elkaar een broos zelfvertrouwen opbouwen, wordt in een reeks aangrijpende gesprekken mooi verwoord. Het feit dat ze elkaar nooit zien, laat deze kinderen toe zichzelf te zijn, ongehinderd door een afstotelijk uiterlijk (Rifka) of een allesvernietigende onhandigheid (Mori). Het grijze gordijn dat hun scheiding vormt, vormt ook de scheiding tussen beide verhalen, overigens de enige illustratie in het boek. Daar aangekomen, draai je het boek om en begin je aan het andere verhaal. Een originele en goed gevonden toets bovenop de beproefde formule van de verschillende gezichtspunten. Persoonlijk had ik wel enige moeite met Rifka’s beschrijving van de hemel - zonder dat deze benaming valt- en haar postume bescherming van Mori. O.a. daarom verkies ik het gezichtspunt van Mori.