De olifant van de sultan

In het jaar 1900 begon een onbekende ingenieur aan een absoluut waanzinnige constructie. Zijn opdrachtgever, de sultan der Indiën, werd sinds geruime tijd in zijn dromen geplaagd door het beeld van een klein meisje dat uit het allerfijnste hout was gemaakt. Hij wil naar haar op zoek gaan met de hulp van een dier dat door de tijd kan reizen. Er wordt met man en macht gezocht naar een driehonderdjarige olifant, waarvan men beweert dat hij magische eigenschappen heeft. Wanneer de olifant wordt gevonden, begint de ingenieur aan een fabelachtige verbouwing. Het dier krijgt allerlei mengsels toegediend, op zijn rug wordt een woonterras gebouwd en in zijn buik komen woonkamers. Wanneer ook nog blijkt dat de olifant door de tijd kan reizen, duurt het niet lang meer of de expeditie kan van start gaan. Het avontuur begint in India, de olifant zwerft door de tijd en door de wereld, stapt over de bodem van de oceaan en zweeft langs de maan, niets lijkt te ver of te moeilijk. De hele bemanning ziet de jaren en de wereld aan zich voorbijgaan, tot de sultan besluit dat hij de olifant tot stilstand wil brengen in het jaar 2005 in de stad Nantes, of was het in Antwerpen? Dit wonderbaarlijke sprookje over een kleine reuzin zit vol van sprankelende en verbazingwekkende wendingen. De auteur neemt de lezer mee naar gekende en ongekende plaatsen waarbij het verhaal zich afwikkelt als een spektakel. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Courcoult verbonden is aan het theater. Het ongewone van dit verhaal zit hem in de grenzeloze fantasie waardoor onmogelijke dingen vanzelfsprekend gaan lijken. Een luikje in de kamer, in de buik van de olifant, leidt naar een parallelle wereld waar dag en nacht verticaal, als een plotse regenbui, van elkaar gescheiden zijn. Je kan je arm als het ware uitstrekken en enkel je hand in de nacht doen verdwijnen. Maar zelfs in het duister brengt hij licht. Op welke wonderbaarlijke wijze ga ik niet verklappen. Bovendien brengt de tijdreis een extra invalshoek in het verhaal. Deze zoektocht naar de kleine reuzin kan wellicht ook gelezen worden als een zoektocht naar jezelf. Waarbij het vooral mooi is om te onthouden dat alles mogelijk is. Dat alles kan, heeft ook de illustrator Quentin Faucompré begrepen. Net zoals het sprookje dat het patina van een oud avontuur als een mantel om zich heen draagt, zijn ook de tekeningen geënt op een ambachtelijke manier van illustreren. De afgeronde hoeken doen net als het eenvoudig kleurgebruik en de grafische arceringen erg denken aan de lithografieën van de vorige eeuw. Inhoudelijk hebben ze haast iets encyclopedisch en hoewel de figuren soms houterig getekend zijn, openen ze tezelfdertijd een wereld die verwant is aan de ongeremde vlaktes van de eigen fantasie. Het boek is schitterend vormgegeven met aandacht voor een prachtige lay-out, juiste papierkeuze, papierkleur enzovoort. Auteur en illustrator brengen de lezers van alle leeftijden in een andere wereld waarin gebeurtenissen een magische toets hebben en toch niets ons te vreemd lijkt, net als ooit, toen alles nog mogelijk was ...