In de buurt van Vordersteen gebeuren vreselijke dingen, te land en ter zee, steeds voorafgegaan door een dikke mist. Opengereten schapen en mensen, achtergebleven middeleeuwse wapens wijzen op een wreedaardig wezen. De opa van Rijmen herinnert zich een boek uit de bibliotheek van een klooster dat daarover handelt. Rijmen en zijn opa willen dat boek graag lenen, maar dit lukt hen niet. Opa wordt gevraagd als specialist ter zake om de overblijfselen nà de piraterij van een teruggevonden schip te onderzoeken. Daardoor zal hij enkele dagen afwezig zijn. Rijmen wordt ondertussen opgevangen bij zijn buren door een oppas. Rijmen besluit zelf op onderzoek te gaan. Samen met zijn buurmeisje gaat hij een verlaten woning onderzoeken. Een vreselijk monster ondekt hen en verandert het meisje in een karper. Het monster wil de karper opeten, maar kiest eerst voor de andere karpers uit de vijver van het verlaten huis. Rijmen kan het boek bemachtigen dat zijn opa zocht in de bibliotheek van het klooster. In dit boek zit een geest die hem zal helpen het monster te verslaan. Rijmen komt oog in oog te staan met griezelige wezens die in contact staan met een monnik uit het klooster en piraten uit de middeleeuwen. Hij slaagt erin deze te overwinnen en bevrijdt zo zijn buurmeisje uit haar hachelijke toestand. De moerasduivel Kludde wordt verslagen en de moorden houden op. Een griezelverhaal overladen met gebeurtenissen en personages die nauwelijks worden uitgewerkt. Kludde, de moerasduivel, een afvallige monnik die piraat werd, een geest in een boek, tijdreizen, toverdrankjes ... het is allemaal wat veel van het goede of liever griezelige. De lezer kan er zich nauwelijks in inleven en als gevolg daarvan laten de avonturen van Rijmen je koud.