De vluchtrivier

Oost-Duitsland, 1978. Hanna is een zwemtalent. Wanneer ze op een dag uitgenodigd wordt door de Dynamo Dresden Zwemclub voor een week stage, is weigeren geen optie. Ze zou wel willen, maar ze beseft maar al te goed dat dit consequenties zou kunnen hebben voor haar ouders, voor de job van haar vader misschien. Op stage ontdekt ze dat alle meisjes anabolen toegediend krijgen, zonder dat ze het beseffen. En dan komen de gebeurtenissen in een stroomversnelling: het meisje met wie ze op zwemstage vriendschap sluit, onderneemt een zelfmoordpoging, de vader van haar liefje Jan blijkt haar eigen ouders in de gaten te houden in opdracht van de Stasi. Samen met Jan en hun vriend Tobias besluit ze het erop te wagen en naar het Westen te vluchten.
Het gegeven is ongetwijfeld interessant, en het verhaal zit op zich goed in elkaar. Het boek start met het vluchtmoment en grijpt dan terug naar de gebeurtenissen die aanleiding hebben gegeven tot de vlucht. De afwisseling van standpunten maakt wel dat je er de aandacht bij moet houden. Het gaat niet om een eenvoudige variatie tussen Hanna, Jan en Tobias, maar ze worden ook in verschillende samenstellingen gecombineerd. Wat stoort is de eindeloze herhaling, het eindeloze vooruitblikken en terugkijken, wat de vaart uit het verhaal haalt.