De weg van Jefra

Een meisje in Jeruzalem

Dit is het verhaal van Jefra, een Palestijns meisje van zeventien. Ze woont in Oost-Jeruzalem. Sinds de Intifada zijn de Palestijnen in feite openluchtgevangenen geworden in eigen land. Ze worden gefouilleerd als ze van Oost- naar West-Jeruzalem gaan en ze kunnen niet zomaar hun familieleden in andere Palestijnse steden bezoeken. Jefra heeft twee zussen en drie broers. Ooit was het gezin welstellend, maar vader werd gevangen gezet door de Israeli’s omdat hij pamfletten voor de bevrijding van Palestina had verspreid. Hij verloor daarna zijn job als hotelmanager. Moeder studeerde pedagogie in Bath (U.K), ze werkt in een kleuterschool. De oudste zus, een journaliste, loopt weg met een Amerikaanse collega omdat ze niet meer in onvrijheid wil leven. De tweelingbroers van dertien spelen 'Jood en zelfmoordterrorist' en gaan meer en meer destructief gedrag vertonen. Jefra is verstandig, ze wil en kan niet geloven dat alle Joden slecht zijn. Aangespoord door een Engelse docente begint ze te mailen met een Joods meisje. Aan Palestijnse kant botst ze op onbegrip, 'collaboratie' wordt hier en daar gefluisterd. Ze verliest haar beste vriendin Rana en haalt zich de vijandschap van haar twee broers op de hals. De voortdurende vernederingen van de Palestijnen enerzijds, en de zelfmoordaanslagen op de Israeli’s anderzijds maken dat beide kampen radicaliseren. De Joodse mailvriendin Ruth weigert verder contact met Jefra nadat haar vriendin omkwam bij een zelfmoordaanslag. Jefra’s Palestijnse vriendin Rana gaat van de ene dag op de andere een hoofddoek dragen. Ze motiveert dit als volgt: (p.67) "Ik ben vastbesloten de hijab te blijven dragen. Je ziet toch ook wel hoe de Joden ons vernederen. Ze haten alles wat Arabisch is. Daartegen kunnen we ons alleen maar verzetten door te zeggen: ik ben Arabische en ik wil niets anders zijn. Jullie kunnen me mijn leven afpakken, maar mijn waardigheid niet. Jullie agressie ketst af op: ik ben Arabische. Ik geloof in Allah en die is sterker dan jullie." Jefra gaat op vredeskamp in de V.S. Het is een gemengd Palestijns, Joods en Arabisch-Israëlisch meisjeskamp met de naam ‘Bridges for Peace’. In afzondering slagen ze erin tot een zekere verstandhouding te komen, maar de realiteit is zoveel complexer en zoveel moeilijker. Aan dat kamp houdt Jefra een andere Joodse vriendin, Shifra, over. Met Shifra gaat Jefra door om toenadering tussen Joden en Palestijnen te bevorderen. Ze gaat er zo erg in op dat haar jongere zus haar waarschuwt dat ze even fanatiek dreigt te worden als haar tweelingbroers (p.169): "Je spreekt net als de jongens. Terwijl je toch een andere mening hebt. Ik vind dat vreemd… Je bent zo mooi en spreekt toch zo lelijk." Dat doet Jefra nadenken en het maakt dat ze minder militant wordt. Shifra en Jefra doen eindexamen. Jefra doet ingangsexamen voor de universiteit en Shifra moet eerst verplichte legerdienst doen in de IDF (Israel Defense Force). Zij noemt het ironisch IAF (Israel Agressive Force). Als ze ‘refusal’ wordt, vliegt ze voor drie maanden in de gevangenis. Refusals weigeren dienst in Gaza en op de Westelijke Jordaanoever. De twee meisjes richten een tijdschrift voor verdraagzaamheid op. Het grote probleem is de taal: Palestijnen kennen geen Hebreeuws en Joden geen Arabisch. Engels is vaak de enige manier om te communiceren maar die taal beheerst de gewone man-in-de-straat niet. Waar communicatie stopt, kunnen de wapens kletteren. Het boek heeft een open einde. De actualiteit leert dat de toestand zeker niet hoopvoller geworden is. Stemmen van mensen als Jefra en Shifra worden weinig of niet gehoord. Het verhaal geeft een evenwichtig beeld van de problemen. Hier en daar zitten er een paar taalslordigheden in. En of er olievelden zijn op de Westelijke Jordaanoever durf ik te betwijfelen. Het boek is bijzonder geschikt voor gebruik in lessen maatschappijleer vanaf het derde jaar secundair onderwijs.