De zomer van Gisteren & Pudding

De zomer van Gisteren & Pudding' speelt zich af in de zomer van 1972. Joyce is vijftien en woont met haar moeder in een commune, op een camping aan de zee. Onder druk van de buitenwereld die geen goed woord over heeft voor ‘een bende vrije vogels en drugsgebruikers’ brokkelen de idealen van de communeleden langzaam af en ze zwermen uit. Joyce voelt dat de dingen veranderen, niet alleen in de commune, maar ook bij zichzelf, en ze wil haar leven zelf in de hand nemen. Dat leidt natuurlijk tot spanningen met haar moeder. Gelukkig is er Abilash, haar moeders oudste vriend, met wie Joyce een heel goede band heeft. Bovendien maakt ze kennis met Arnaud, die meehelpt in de bakkerij van zijn grootouders. Die zien de vriendschap en de prille verliefdheid van hun kleinzoon met dat communekind met lede ogen aan. Joyce vertelt zelf het verhaal in de ik-vorm. Zo krijg je niet alleen een blik op het communeleven van binnenuit, maar beleef je uit eerste hand mee wat Joyce denkt, voelt, beleeft en ook fantaseert. Door haar nieuwe vriendschappen met mensen buiten de commune en haar ontluikende seksualiteit kijkt ze ook met andere ogen naar het communeleven en vooral naar de relatie van haar moeder met de veel jongere Benny. Met de hulp van Abilash slaagt ze erin in een eigen caravan te gaan wonen, en zo wat afstand te scheppen. Elk hoofdstuk beslaat ongeveer drie dagen en wordt ingeleid door een nieuwsflash en een inlas met Veronica’s alarm- of troetelschijf van de dag. De muziek van die zomer komt trouwens in het hele boek aan bod. Dat maakt het heel herkenbaar voor de vijftigers onder ons, die dit verhaal met veel weemoed en nostalgie zullen lezen. Maar jongere lezers zullen merken dat er niet veel nieuws onder de zon is: oorlog, terroristische aanslagen, moord, milieuproblemen, … de kranten staan er vandaag ook vol van. De zwart-witfoto’s van Carolina Mosquera sluiten zeer goed aan bij de zomerse sfeer van dit boek.