Het geheim van de winter

Moem is een Moemin die veel te vroeg ontwaakt uit zijn winterslaap. Als hij door het venster kijkt, denkt hij dat de wereld verdwenen is want hij heeft nog nooit sneeuw gezien. Moem gaat naar buiten en ontmoet Toe-Tikki, die aan het plafond van het bootshuis hangt. De wereld om en rond het Moeminhuis is onherkenbaar. Samen ontdekken ze wat ze met sneeuw wel en niet kunnen doen. "'Je denkt dat sneeuw koud is, maar als je er een sneeuwhut van bouwt, heb je een warm onderkomen. Je denkt dat hij wit is, maar soms is hij roze en dan weer blauw. Je kunt je niets zachters bedenken dan sneeuw en niets harders. Zo zie je maar, je kunt nergens zeker van zijn", zegt Toe- Tikki. Om zich minder eenzaam te voelen heeft Moem alle klokken in het huis opgewonden en "omdat de tijd zoek was, had hij ze allemaal op verschillende uren gezet, zodat er misschien eentje de juiste tijd aanwees". Het blijft echter donker; de poolnacht is ook een onbekend verschijnsel voor Moem. Moem gaat elke dag naar het bootshuis en op zekere dag botst hij op Kleine Mie. Die is ook wakker, ze werd gewekt door een nieuwsgierige eekhoorn. Kleine Mie is een knorrig, eigenzinnig schepsel, maar Moem houdt van haar. Met z'n drieën wachten ze op de IJsvrouw, een fantasie van Kleine Mie, maar die IJsvrouw maakt wel de eekhoorn dood. Ontroerend is het fragment op p. 44-45 als ze bij de dode eekhoorn staan. Ieder reageert volgens zijn karakter: Moem gevoelig, Kleine Mie nuchter en praktisch en Toe-Tikki filosofisch en poëtisch. Zijn gedichten staan her en der in het verhaal. Moem ontdekt dat de woonkamer langzaamaan leeggeroofd wordt door wezens die een vreemde taal spreken. De zon begint elke dag een beetje langer te schijnen. Moem is teleurgesteld als ze al na korte tijd weer verdwijnt: "De zon moest er vast nog aan wennen om op te komen. Maar dat anderen ergens een oplossing voor weten, betekent niet dat je teleurstelling op slag is verdwenen," bedenkt Moem nadat Toe-Tikki hem verzekerd heeft dat de zon de volgende dag weer terug zal komen. De familie Moem blijft slapen, ook als de zon alsmaar hoger klimt en er vreemde, uitgehongerde gasten heel de voorraad jam van Mamamoem komen opeten. En op een dag vindt Moem het welletjes, hij zet deuren en ramen open en dan wordt Mamamoem wakker. Dit is een prachtig, naïef, poëtisch en hartverwarmend verhaal, met een soms absurde logica. De meest onwaarschijnlijke figuren komen er op een natuurlijke wijze in voor: trolachtigen, hemulen, ruipdiertjes, Moems ... De taal is volwassen. Bijvoorbeeld op p. 104 "'Rustig maar', zei Toe-Tikki. 'We hebben de Hemuul misschien wel verkeerd beoordeeld.' Het kan zijn dat de Hemuul geen gevoel had voor nuances en dat hij zich slecht kon verplaatsen in de gedachten van anderen. Maar hij had een reukzin die beter was dan die van de hond Unk." Er staan zelfs voetnoten in het verhaal. Op p. 42 heeft kleine Mie het over een 'geëvacueerde egel'. Voetnoot: "een geëvacueerde egel is een egel die tegen zijn wil uit zijn huis is verdreven en zelfs zijn tandenborstel heeft moeten achterlaten." De humor is ook onovertroffen. Na meer dan zestig jaar - het eerste Moeminboek verscheen in 1946 - hebben deze verhalen nog niets aan kracht en frisheid verloren. Het boek eindigt met een korte biografie van de schrijfster. Een absolute topper.