Het Teken van de Heksenjagers

Malinde en Lucijn leven een teruggetrokken leventje in het bos, ver van het dorp. De dorpsbewoners zijn bang van de twee en mijden elk contact, omdat Lucijn een heks is. Ze kan heel wat toverdrankjes fabriceren en van alle planten kent Lucijn de geneeskrachtige werking. Deze kennis wil ze aan haar dochter overdragen, want Lucijn is er vast van overtuigd dat Malinde de meest beroemde en meest gevreesde heks uit de streek zal worden. Malinde heeft absoluut niet de zin en de ambitie om heks te worden, maar toch wordt ze door haar moeder gewaarschuwd. In het hoofd van Malinde zitten een boel toverspreuken die vanzelf naar boven zullen komen. Dat is nu net gevaarlijk, want toverij en hekserij zijn verboden en alle heksen komen op dezelfde manier aan hun eind: opgejaagd door de Grootmeester en zijn Orde der Heksenjagers en later levend verbrand. Ook Lucijn ondergaat op een dag dat lot, maar Malinde weet te ontsnappen aan de Heksenjagers en vlucht weg. Ze haat de Grootmeester, die haar moeder zo pijnlijk liet ombrengen en voor Malinde het ten volle beseft, spreekt ze een gruwelijk vers uit. Niet alleen de Grootmeester, maar ook zijn soldaten en alle dorpelingen komen om in een alles vernietigende vlammenzee. Er rest Malinde nog maar één uitweg: op zoek gaan naar Nonkel Nevelbeen die in de grote stad van de koning de balken van het koninklijke paleis snijdt. Nonkel Nevelbeen is de beste houtsnijder uit het land en hij is de enige die ooit overdag bij Lucijn en Malinde over de vloer kwam. Hij wil geen kwaad woord horen over Lucijn. Het wordt een lange, bange tocht, want overal in het land is men naarstig op zoek naar de heksendochter van Lucijn. Onderweg ontmoet Malinde Tuur. Ze vertrouwt hem niet helemaal, maar zwicht voor Tuurs aanbod om haar te vergezellen naar de stad. Ze worden vrienden, maar Malinde durft Tuur toch niet te vertellen dat zij een heksenkind is. Is Tuur echt wel te vertrouwen? Is Tuur niet de jongen uit het verhaal over de struikroversleerling die de duivelsmeester wil verslaan? Is Tuur niet net zo haatdragend en afkerig van heksen als de Grootmeester? Dat heksenverhalen in zijn, hoef ik niet meer te vertellen. Rijst de vraag of de markt niet oververzadigd geraakt met heksen- en magische boeken? Het antwoord is dubbel. Het genre op zich is inderdaad nog weinig vernieuwend. Ook inhoudelijk vallen auteurs vaak terug op dezelfde verhaallijn. Heks en dochter wonen ver verwijderd van het dorp. De dorpelingen wantrouwen hen, maar komen toch stiekem om een zalfje of middeltje vragen. Als er onheil in het dorp dreigt, wordt de heks ervan beschuldigd en daarom later vervolgd. De heksendochter moet het vanaf nu alleen zien te rooien. Een klassiek verhaal dus, dat nogal voorspelbaar is. Toch laat Thijs Goverde personages en figuren aan bod komen die aan een fantasierijk brein zijn ontsproten. Het blaffende beest, de rover Kraak, de grijze Reiziger horen echt thuis in een magisch verhaal en vervullen een niet te miskennen rol. De komst van het blaffende beest overtuigt de dorpelingen ervan dat Lucijn een heks is, door de ontmoeting met de rover Kraak beseft Malinde dat Tuur misschien een hulp kan zijn op haar tocht naar de hoofdstad en de grijze Reiziger komt voor in het verhaal van de struikroversleerling en doet Malinde twijfelen aan de oprechte bedoelingen van Tuur. Ook de lezer wordt hierdoor in verwarring gebracht en weifelt daarom over de plot. Vragen rijzen over de dubbele rol van Tuur; op die manier kan de auteur de spanning tot het einde doen aanhouden, maar dan steekt die voorspelbaarheid opnieuw de kop op. Met Malinde reizen zeven muisjes mee die echt kunnen praten. Je vraagt je af wat de rol van deze kleine diertjes is. Hun aanwezigheid lijkt storend en overbodig. Ze vervullen mijn inziens maar één rol: hun gepraat verraadt dat Malinde over magische gaven beschikt en bevestigt voor Tuur dat Malinde een heks is. Weinig geloofwaardig, doch aanvaardbaar in een magisch verhaal, maar bovendien weinig spitsvondig, eerder geforceerd en vergezocht. ‘Het teken van de heksenjagers’ werd vormgegeven door Fiel van der Veen. Deze meervoudig bekroonde illustrator werkt zijn zwartwit-tekeningen stijlvol en zorgvuldig af en beklemtoont daarmee de magische sfeer uit het verhaal. Het is bevreemdend dat de tekening die het hoofdstuk telkens inleidt, verder in het hoofdstuk meermaals herhaald wordt en dat er geen nieuwe illustraties aan te pas komen. Toch dragen ze wel bij tot de tekst. Een heksenboek dus dat vlot leest en prikkelt, maar dat enkele troeven gemist heeft om er een aanrader van te maken