Ik fiets

Pieter gaat bij oma en opa op bezoek. Als hij met opa verstoppertje speelt, ontdekt hij in het schuurtje een oude fiets. Die is nog van zijn papa geweest. Pieter wil erg graag leren fietsen. Hij poetst het fietsje op en papa zet er steunwieltjes aan. Maar dan ziet hij Mara, een meisje uit zijn klas. Zij kan al fietsen zonder steunwieltjes! Pieter gaat ervoor. Eerst helpt mama. Ze holt achter hem aan tot ze niet meer kan. Dan probeert papa het met een stok achter het zadel. Dat gaat prima en al gauw fietst Pieter alleen. Maar dan raakt zijn trapper de grond en valt hij pardoes op zijn snoet. Pieter is erg boos. Gelukkig weet oma raad: ze geeft hem een echt wielrennerstruitje. En oma moet natuurlijk mee om Pieter te leren fietsen. Dat loopt voor oma niet zo goed af. Zij struikelt en valt pardoes in de modder. Nu is er niemand meer over die hem wil leren fietsen. Maar Pieter geeft niet op. Hij trekt er alleen op uit en oefent tot hij het kan. Wat jammer dat niemand hem ziet. Alleen de poes ziet hoe geweldig hij is ... Daar weet Pieter wel iets op. Hij rijdt met zijn fiets de keuken in, rijdt gewoon verder naar de woonkamer en doet een rondje rond de tafel! Hoewel het thema erg herkenbaar is, valt dit boekje wat tegen. Het is niets nieuws, er zit geen spanning in, geen humor, geen originaliteit. Ook de illustraties zijn wat aan de statische kant. De moraal van het verhaal: “als je volhoudt, kom je er wel” wordt niet echt benadrukt. Een eerder saai boekje.