Marcs grote gevaarlijke tanden

Marc is een krokodil, of liever ‘alligator’. Hij komt uit een familie "vol Buitengewoon Gevaarlijke alligators". Het beeld laat hier wat anders zien dan de tekst: Marc heeft weliswaar grote, glimmende, scherpe tanden, maar hij ligt gelukzalig op zijn rug, een brede glimlacht op zijn brede bek die er helemaal niet zo vreselijke uit ziet.
Het liefste wat Marc doet, is iedereen in het oerwoud de stuipen op het lijf jagen. Hij vindt zichzelf daarin erg goed. De kikkers, apen, papegaaien en andere dieren vinden dat minder fijn, maar wat kunnen ze doen? Dan ontdekt Barry Bever het geheim van Marcs "fcherpe fnijderf" en erger nog, hij steelt dat geheim. Meteen is Marc zo mak en hulpeloos als een lammetje. De andere dieren lachen hem uit en Marc zou wel door de grond willen zinken van schaamte. Als hij dikke tranen huilt (geen krokodillentranen), krijgen de andere dieren medelijden. Ze zullen hem zijn geheim teruggeven, maar op één voorwaarde. Marc stemt toe en al gauw blijkt hij zijn scherpe tanden voor van alles en nog wat te kunnen gebruiken, zonder de dieren schrik aan te jagen. Dit laatste doet hij voortaan alleen nog met griezelverhalen, en ook daar blijkt hij erg goed in.
Ook een gemene krokodil kun je met wat geluk klein krijgen, lijkt de boodschap én vertel liever verhalen dan anderen schrik aan te jagen. Het is allemaal vanzelfsprekend en op de duur ook wel wat melig, zo van: schattige dieren bekeren gemene krokodil. Ook de taal is vrij vlak en zou af en toe winnen door meer eenvoud en helderheid. Zo werkt de combinatie van klanknabootsing en abstract woord niet goed bij het voorlezen in het volgende fragment: "'Hihihaha!! Wat is het heerlijk om angstaanjagend te zijn,’ lachte Marc".
De slotprent werkt in combinatie met de lekker bekkende tekst dan weer wel prima: "En heel af en toe ... mocht Barry even zijn tanden lenen". De prent met een breed lachende bever met krokodillentanden is grandioos.