Meisje nummer achttien

Dit verhaal speelt zich af rond 1900. Hanna en Koosje zijn elf en zeven wanneer hun vader en kort daarna hun moeder sterven. Het zijn wezen, en die gaan naar het weeshuis. Koosje verbleef bij mensen aan de andere kant van het dorp toen men Hanna kwam halen om naar het weeshuis te brengen. Hanna gaat naar het Elisabeth Weeshuis, waar de rijke mannen van de stad beslissen of ze mag blijven of niet. Hanna hoort van haar zusje niets meer. Ze zal de eerste dag nooit vergeten. Haar lange vlecht werd afgeknipt, ze kreeg een stijve jak met zwarte rok aan. Een witte doek om haar hals, een witte schort voor en een wit mutsje op haar kale hoofd. Ze werd nummer 18. Dit nummer moest ze in al haar kleren borduren. Ze kreeg het bed naast de kakstoel, moest aardappels met zo dun mogelijke schil schillen en ze kreeg het koudste plekje in de eetzaal. Hanna voelt zich doodongelukkig, hongerig en alleen. Waar is haar zusje? Het liefste, grappigste kind dat er bestaat? Ze moet en zal tot elke prijs haar zusje vinden!
Een boeiend verhaal dat de toestand schetst in een weeshuis dat al bestond vanaf 1560. Als lezer leef je enorm mee met de erbarmelijke leefsituatie van de wezen in die tijd, en met de belevenissen en gevoelens van Hanna in het bijzonder. Anna Woltz is een historica en weet waarover ze het heeft. En ze kan een meeslepend verhaal schrijven.
Het weeshuis werd gesloten in 1951 en je kan het nu als museum gaan bezoeken in Culemborg.