Dertig belangrijke gebeurtenissen of historische personages uit ons verleden worden hier opgeroepen: van de Steentijd tot Expo 1958. Via korte verhalen van telkens drie à vier pagina’s krijgen we informatie over o.a. Karel de Grote, Godfried van Bouillon, Jacob van Maerlant, Dirk Martens, Keizer Karel, Vesalius, Rubens, Napoleon, Leopold I, Guido Gezelle en René Magritte. Elk verhaal begint met een wat naïeve illustratie en eindigt met weetjes in een kadertje (vaak erg oppervlakkig en onnauwkeurig). Het boekje bevat al te veel fouten: Godfried van Bouillon droomt van een leger van 100.000 man; Anton van Dyck (sic) heet een Hollands meester; Koning Albert verongelukte toen hij een berg beklom; het Atomium is een paviljoen. In de eerste vier verhalen zijn veel namen onhistorisch: Urug in de Steentijd (Oeroeg is Indonesisch), Merlinda (een Keltische vrouw!), Alfredo (in de tijd van Karel de Grote!), Glenda (in de tijd van de Vikingen!). De stijl is vaak stuntelig: "Het lachen van de ruiters versterkte". De auteur heeft duidelijk te weinig historische bagage om zo uiteenlopende periodes te behandelen.