Mijn vriend Renzo

Sober maar treffend, zo kun je zowel de tekst als de illustraties van 'Mijn vriend Renzo' typeren. Op de prenten charmeert vooral de beer, afgebeeld als een gezellige, oude berenheer, met buikje en vriendelijk gezicht. De tekeningen van Casper maken minder indruk, daarvoor is vooral zijn mimiek soms te stereotiep.
Dat de beer allesbehalve afschrikwekkend is, ligt ook aan de humor. Het reusachtige beest op de bagagedrager van Caspers fiets is heerlijk ongerijmd. Als hij koprolt op bed, voel je vanzelf kriebels en als hij zich verstopt in de vuilnisbak, in de wasmachine en achter een boom, moet je lachen om zijn naïviteit. De illustratrice speelt ook knap met perspectief, bijvoorbeeld als je de twee vrienden van boven op de trap het huis ziet binnenkomen.
De sobere tekst vertelt wat Casper samen met Renzo beleeft in een heel directe stijl: Casper vertelt alles namelijk aan zijn mama, wat je merkt aan het herhaalde ‘weet je’. Mooi is hoe de beer hem zijn sterke en zwakke kanten doet ontdekken.
Op het einde zet Caspers mama een stapje mee in zijn fantasie. Door die ernstig te nemen, kan Caspers verbeelding zich verder ontplooien, wat een mooie slotcombinatie van tekst en beeld oplevert. Na de slotzinnen "Maar weet je? Ik hoop dat het snel morgen is. Renzo staat nu al op mij te wachten" nemen de prenten het verhaal over. Je ziet Casper die op een ladder op Renzo’s rug zit. Op de laatste prent kijken ze samen op het terras van een boomhut naar de sterren en de maan, een waardig slot voor een droom van een beer.