Morgen is hij weg

Het boek begint met de beschrijving van mama's bloeddoorlopen ogen, niet zo aantrekkelijk als aanzet. De mama en de papa van Lena (elf jaar) en Stef (zeven jaar) maken vaak ruzie. Dat wil zeggen: mama schreeuwt - egoïst, lafaard, dwaas ... - en papa zwijgt. Papa is natuurfotograaf en heeft zo redenen te over om veel van huis te zijn. Mama verwijt hem een "papieren vader" te zijn. De morgen na een zoveelste ruzie zegt papa: "We zullen niet langer ruzie maken." En mama voegt er onpedagogisch aan toe: "Morgen is hij weg." Al vonden de kinderen de ruzies heel erg, van dit bericht zijn ze helemaal van de kaart. Ze verwerken het ieder op hun manier. Stef gaat voetballen en Lena piekert: "Misschien duurt vandaag langer dan alle dagen samen toen hij morgen nog niet wegging", hoopt ze. Het eigenaardige is dat papa die laatste dag veel toegankelijker wordt. Op p. 34 komt er moeizaam een gesprek op gang tussen vader en dochter. Lena begint met: "We weten heel veel niet van elkaar, hé?" Ze werpt hem een reeks vragen voor de voeten: "Je gaat morgen weg! Waarom, waarheen, hoe lang, kom je nog terug, heb je iemand anders?" Papa zegt dat ze niet genoeg van elkaar houden om de grote verschillen tussen hem en mama er hun hele leven bij te nemen. Na dit gesprek troost Lena zich met de gedachte dat 'Morgen is hij weg' zou kunnen betekenen dat hij er vaker is. Het verhaal wordt verteld vanuit het standpunt van Lena en papa. Mama wordt vrij negatief voorgesteld en Stef treedt enkel zijdelings op. Het gaat er in dit gezin weinig psychologisch aan toe. De kinderen worden voor voldongen feiten geplaatst, zonder enige voorbereiding. De auteur slaagt er soms in dingen raak te typeren. Het spelen met de zin 'Morgen is hij weg' is minder geslaagd.