Op het randje

Solna, een voorstad van Stockholm. De (letterlijk) kleine Mik probeert de touwtjes aan elkaar te knopen. Geen gemakkelijke opdracht want zijn vader ligt hele dagen dronken in of naast de sofa sinds moeder is gestorven en zijn grote broer Toby, zijn afgod, is meer niet dan wel thuis. Je voelt samen met Mik het moment naderen waarop hij de schijn niet langer kan ophouden. Op een dag staat Welzijnszorg voor de deur. Het is de dag waarop voor Mik het gevecht om zijn eigen leven begint. Hij verhuist naar zijn tante Lena. Het contrast tussen het drukke Solna en het kleine dorpje in het noorden van Zweden is immens. Het duurt even voor Mik zijn draai vindt, maar eens hij die gevonden heeft, voelt hij hier een nieuwe thuis, een plek waar "de slang in zijn buik" kan gaan rusten. Mensen zijn er vriendelijk, het leven is er rustig. Het lijkt gek, maar juist in de barre winterkoude en de donkere dagen van het noorden, ontdooit in Mik de angst en het verdriet. Hij leert er echte vrienden kennen en gelukkig ook zichzelf. Mik komt tot het inzicht dat zijn leven in Solna een grote façade was. Spijtig voor hem heeft Welzijnszorg geen oren naar zijn verhaal. Er zijn regels in het spel en die moeten gevolgd worden. De halsstarrigheid waarmee "de vrouw met de papegaaien in haar oren" - zo noemt Mik de welzijnswerkster - te werk gaat, is hallucinant. Mik wordt ondergebracht bij een pleeggezin. Al gauw is het duidelijk dat deze mensen Mik vooral zien als een goedkope werkkracht voor vuile klusjes. Mik leeft opgesloten in een kelderruimte, een Assepoester in de éénentwintigste eeuw. Zijn overlevingsdrang en het verlangen naar het thuisgevoel bij tante Lena, geven hem de moed om regels met de voeten te treden. Mik start een ware veldtocht, maar hij weet waarvoor hij vecht en hoever hij hiervoor wil gaan. Tot op het randje ... Engström maakt van Mik geen ongeloofwaardige held maar ook geen meelijwekkend jongetje. Hij zet een puber neer die wil leven en die met een gezonde dosis humor op zak durft ontdekken. Je kan niet anders dan sympathie voelen voor deze kleine jongen. In tegenstelling tot wat je voelt voor de medewerkers van Welzijnszorg. Engström legt een eng, star systeem bloot dat meer oog heeft voor te volgen procedures dan wel voor de eigen behoeften en de unieke situatie van het kind. Zijn verhaal is een duidelijke aanklacht, maar die roep stoort het verhaal niet. Centraal staat immers Mik. Gelukkig. 'Op het randje' is een boek dat je op sleeptouw neemt. Je zou er zelfs voor naar het koude noorden willen reizen. Hoe innig het besneeuwde dorp beschreven wordt, hoe knus de stilte die er heerst. Maar dat is dan weer een ander verhaal.