Overal water

Het verhaal gaat over een klein eiland in Zeeland, omringd door water en hoge dijken tijdens het jaar 1953. De belangrijkste mensen op het eiland zijn de burgemeester, de dominee en de dijkgraaf. Jannetje en Nout zijn buren en vrienden. Ze wonen in de armste buurt van het dorp. Ze zitten in hun laatste jaar op de dorpschool. Op school wordt er onderscheid gemaakt tussen de kinderen van arme komaf en de meer welgestelden. Wie voetbalschoenen heeft mag meedoen aan het tornooi in Rotterdam en de anderen niet. Nout weet dat hij er nooit bij zal horen. Zijn ouders komen amper rond met zes kinderen en een zevende op komst. Zijn vader en broer Leen smokkelen samen boter over de grens met België; zo kunnen ze overleven. Maar het is zeer gevaarlijk. Tijdens een zware storm breken de dijken en wordt het eiland overspoeld door krachtige golven waartegen hun wankel huisje niet is bestand. Nout en Leen blijven niet bij de pakken zitten. Ze waarschuwen waar ze kunnen maar tegen deze natuurelementen valt weinig te doen. Zullen ze hun ouders en broertjes nog weerzien?
Spannend en meeslepend boek dat je tot in je ziel raakt. Het leven van de bewoners tijdens de watersnoodramp en de gebeurtenissen errond wordt realistisch beschreven. De krachten van de natuur worden goed opgeroepen, maar ook de menselijke nalatigheid van de dijkgraaf en de onverschilligheid van de burgemeester komen aan het licht. Nout en Leen werden helden omdat ze heel veel mensen redden en de handen uit de mouwen staken.