Owie en het geheime ding

Op een dag krijgt Owie, een meisje, een geheimzinnig postpakket. Wat erin zit, is geel en heeft lange tentakels. Eerst probeert Owie te achterhalen wat voor ding het is. Ze doet dit via spiegelbeelden. De kinderen krijgen opdrachten om zelf met spiegelbeelden aan de slag te gaan. Ze denkt dat het misschien een ster is. Maar hoe krijgt ze die weer bij haar sterrenfamilie? Ze probeert het ding te laten vliegen. Dan botst ze op de regels van de zwaartekracht. Hier staat een beweegbare cirkel met dingen die je kunt proberen in de lucht te houden, maar de schijf draait pas vlot als je de bladzijde omdraait en dan zie je de voorwerpen niet meer natuurlijk! Er is ook een leuk proefje met ballonnen. Als het ding niet kan vliegen dan kan het misschien zwemmen of drijven. Eerst zakt het naar de bodem van de badkuip maar dan ziet Owie plots luchtbelletjes: het ding komt tot leven. Het praat en zegt dat het Sam heet, dat hij niet weet waar hij vandaan komt en dat hij honger heeft. Hierna volgen proeven met drijven en zinken. Sam eet gulzig van een prakje met allemaal gekleurde dingen. De proeven die hierna volgen gaan over mengen. Sam zegt dat hij op een mooi, donker plekje woonde waar ook een spinnenweb is. Misschien de zolder, denkt Owie. Owie vindt een soort schatkaart. Op zolder kijkt Sam door een gat in de vloer in de kamer van Owie en daar ziet hij een plek waar hij wel wil wonen. Als je van bovenaf kijkt, lijkt het op de tekening van op de schatkaart, zegt Owie. De volgende proef gaat over plattegronden en perspectief.
Het boek besluit met het opzet van de Owie-boeken, nl. jonge kinderen laten kennis maken met principes die te maken hebben met wetenschap en techniek. Ze zijn een combinatie van een verhaal en activiteiten. De nadruk ligt op het ontdekproces. Leren een onderzoekende houding aan te nemen is belangrijker dan een mooi resultaat. Bij elk van de vijf proeven worden achteraan in het boek tips gegeven voor ouders en leerkrachten om mee aan de slag te gaan.
Dit eerste deel richt zich tot kinderen van vier tot zes jaar. Het boek is zeker interessant voor gebruik in een kleuterschool.