Piraat Lars

De papa van Lars is kapitein op een piratenschip. Papa zoekt al jaren naar een gezonken schip met kisten vol goudstukken. Lars mag mee, hij wordt later immers de volgende kapitein. Maar Lars wil liever kok worden. Onderweg valt de scheepskok, de Dikke, overboord. De twee andere bemanningsleden worden elk op hun beurt de kombuis in gestuurd, maar ze brengen er niets van terecht. Lars' vader is nogal een smulpaap en hij scheldt ze de huid vol. Ze geven er de brui aan en na nog een vergeefse poging van Lars' vader laat Lars zien wat hij kan. Tot grote tevredenheid van zijn vader, die hem tot scheepskok benoemt. Het verhaal wordt op een ironische toon verteld. Een voorbeeld: "Piraten overvallen eigenlijk schepen. Maar op de zee waar de vader van Lars zeilde, waren geen schepen met schatten. Alleen maar vissersbootjes, en daar viel niks te halen!" De namen van de piraten zijn al even spottend: de Lange, de Dikke, de Kleine ... Het verhaal gaat meer over eten en koken dan over de piraterij. Het is eerder een voorleesboek met een uitgesponnen tekst dan een echt prentenboek. De tekeningen zijn grappig maar koel en hard, onder andere door de felle kleuren.