Dit is het zevende boek over Sil, Geerten en Mare. Samen met hun vader en moeder gaan ze met de tent op vakantie in Frankrijk. Dat is de rode draad doorheen de negen verhaaltjes die met pentekeningen werden geïllustreerd. Soms sluiten de verhalen bij elkaar aan, maar andere staan ook enigszins los van elkaar, zoals de eerste drie. Ze gaan over alledaagse, hedendaags gesitueerde gebeurtenissen en zijn neergepend in een vlot begrijpbare taal. Spijtig dat de samenhang hier en daar ontbreekt. Het komt ietwat bevreemdend over in een dergelijk boek, dat toch ook weer niet echt als een verhalenbundel aanzien kan worden. Als je broers of zussen hebt, dan valt er altijd wel wat te beleven. Ze hebben allemaal zo hun (on)hebbelijkheden: de één kan niet overgeven in een plastic zak en is plots geobsedeerd door deodorant, de ander vindt een dood poesje en wil hem begraven zoals koning Arthur. En wat denk je van gestolen jampotjes en levensgevaarlijke zwempartijtjes? Maar al met al valt het leven in een gezin van vijf best mee. Het boek schetst een realistisch beeld van een eenvoudig gezin dat draait, met zijn goede en slechte momenten. Af en toe mogen er spanningen zijn of zijn niet alle leden het met elkaar eens, maar toch vormt elk van hen een onmisbare schakel in deze eenheid. De karakters zijn goed uitgewerkt met aan hun leeftijd aangepast gedrag en reacties. Je krijgt als lezer regelmatig de kans de gedachten en belevingen te volgen van elk van de kinderen, wat het inlevingsvermogen en de herkenbaarheid verhoogt. Om voor te lezen vanaf zes, zelf lezen vanaf acht jaar.