Slagveld van gebroken harten

Verhalen uit Chaucers Canterbury Tales

Ed Franck en Carll Cneut vormen al heel wat publicaties lang een gedroomd team dat wereldklassiekers nieuw leven inblaast. Een indrukwekkende reeks is het geworden: beroemde liefdesverhalen, vier tragedies van Shakespeare, een selectie uit de 'Decamerone', griezelverhalen van Edgar Allan Poe en nu de 'Canterbury Tales' (geschreven aan het einde van de veertiende eeuw) in 'Slagveld van gebroken harten'. Net zoals de 'Decamerone' gaat het in de 'Canterbury Tales' om een raamvertelling. Deze wordt gedragen door een ik-verteller die in de proloog uiteenzet hoe hij het plan heeft opgevat om een pelgrimstocht te ondernemen naar het graf van Thomas Becket in de kathedraal van Canterbury. Vanuit een herberg in de buurt van Londen waar dergelijke pelgrimages op touw worden gezet, vertrekt hij in een bont gezelschap waarin uiteenlopende sociale klassen zijn vertegenwoordigd. Om de reis zo aangenaam mogelijk te houden, vertellen de deelnemers elkaar onderweg verhalen. Er wordt zelfs een wedstrijdelement aan verbonden. Wie het beste verhaal brengt, zal van de waard van de herberg waar wordt gestart een gratis maaltijd krijgen.
Het kader is ruim: de dertig deelnemers moeten elk vier keer aan de beurt komen: twee keer op de heenweg en twee keer op de terugweg. Francks toelichting bij het opzet van het boek (p. 216) klopt niet helemaal, hij heeft het over zestig geplande verhalen. Hoe dan ook bleek het oorspronkelijke plan te ambitieus. Uiteindelijk bevat de Canterbury Tales maar vierentwintig verhalen, waarvan er drie onaf zijn gebleven. Uit die verzameling selecteerde Ed Franck er zestien en hij geeft in het nawoord precies aan waarom de andere de shortlist niet haalden (onafgewerkt, te langdradig, inhoudelijk te mager ...)
Ed Franck geeft in het nawoord ook een inkijk in zijn vertaal- en bewerkingstechniek waarbij meteen duidelijk wordt dat het omzetten van een middeleeuwse rijmtekst naar een moderne, vlot leesbare prozatekst geen sinecure is en heel wat vakmanschap vereist (p. 222-223). Franck houdt de specifieke tekststructuur aan met een algemene proloog waarin de personages worden gekarakteriseerd en het kader wordt opgezet, gevolgd door de verschillende verhalen met telkens nog een tussenproloog als verbindingsstuk. De bewerker moest hier wel wat wijzigingen in aanbrengen doordat hij een aantal verhalen liet vallen en al evenmin de oorspronkelijke volgorde aanhield. De bijzonder lange algemene proloog moest bovendien worden ingekort om voldoende spankracht te behouden, maar bij elke ingreep probeert Ed Franck het authentieke karakter en de sfeer van Chaucer te behouden, een betrachting waarin hij wonderwel is geslaagd. Het centrale thema wordt gevormd door de menselijke kleinheid die op een fijne wijze telkens weer wordt blootgelegd en door een hele revue aan grappige, soms bijna karikaturale personages wordt opgevoerd.
Om de soms subtiel verhulde boodschap in de verhalen niet te laten ontsnappen aan de aandacht van de hedendaagse lezer moest het middeleeuwse verhaal soms ook worden toegelicht. Zo blijkt de abdis veel meer te lijken op een hoofse, wereldse jonkvrouw dan op een ingetogen en vrome kloosterlinge. Haar uiterlijk beantwoordt helemaal aan de geijkte beschrijving van een delicate schone uit een ridderroman: "Onder haar sierlijke pij en nonnenkap zat een mooie vrouw verborgen, met een fraaie neus, lichtgrijze ogen, een breed en hoog voorhoofd en kleine, rode lippen." (p. 8). En ook haar naam ‘Vrouwe Egelantier’ bevestigt dit. Voor een middeleeuws publiek zal dit meteen duidelijk zijn geweest, voor een modern wellicht niet. Daarom voegt Franck er de volgende verklaring bij (die dus niet bij Chaucer is terug te vinden): "De ridder sprak haar aan als Vrouwe Egelantier – wat me verraste, omdat deze wilde roos toch het symbool van de lichamelijke liefde is." (p. 8). De toelichting gebeurt terloops en wordt als vanzelfsprekend geïntegreerd in het verhaalverloop. Een dergelijke omgang met de tekst vereist een alerte en kundige vertaler-bewerker.
'Slagveld van gebroken harten' levert zowel inhoudelijk als vormelijk een fraai resultaat op, maar er wordt van de lezer wel een inspanning gevraagd. Niet alleen moet hij openstaan voor de verre, vreemde wereld van eeuwen geleden die wordt opgeroepen, hij moet zijn aandacht ook houden bij de verschillende tekstniveaus (algemene proloog, tussenproloog, verhalen, nawoord). Deze worden visueel door middel van kleurdruk duidelijk gemaakt. Prologen en tussenprologen werden afgedrukt in lichtbruin en rood, twee kleuren die heel dicht bij elkaar liggen en bij een niet optimale lichtinval niet altijd even duidelijk leesbaar zijn.
Bij deze prachtige uitgave zijn de tekeningen van Carll Cneut de kers op de taart. Deze sluiten perfect aan bij de verhalen en illustreren niet alleen, maar verrijken ook de tekst. Elke verteller krijgt doorgaans één profielportret dat zijn of haar belangrijkste karaktertrekken uitlicht (de geile molenaar met een dikke rode wrat op zijn neus, de fijnbesnaarde abdis in een sluier gehuld, de kolerieke, benige rentmeester met kaalgeschoren kruin ...). De overige illustraties bestaan uit silhouettekeningen in een vinnig rood die speels tussen de tekst zijn aangebracht.
Kortom een prachtig boek om te lezen en te bekijken, om cadeau te doen aan jong en oud en vooral een waardevolle aanwinst op de boekenmarkt.