Toen mijn vader een struik werd

Toda, de "afkorting van een veel langere naam met 4 x k erin", leefde alleen met haar vader, een bakker, voordat hij "een struik werd" (lees: opgeroepen werd voor de oorlog). Toda's moeder woont niet bij hen, Toda kent haar enkel van een foto. Er is oorlog uitgebroken tussen "de enen en de anderen" en vader moet de enen verdedigen. In een boekje met instructies ziet Toda tekeningen over hoe soldaten zich moeten verkleden, als struik bijvoorbeeld. Toda vraagt zich af hoe je je moet camoufleren in een stad: als brievenbus, als auto?
Als de situatie te gevaarlijk wordt, besluit haar oma - die nu bij haar woont - dat Toda beter naar het buitenland gaat, naar haar moeder. Dan begint voor Toda een zwerftocht in een vreemd land, waar vreemdelingen niet altijd welkom zijn. Aanvankelijk heeft ze een adres van haar moeder, maar dat speelt ze op de een of andere manier kwijt. Het verhaal neemt soms Deesjes-achtige trekken aan.
Ze valt in handen van mensensmokkelaars en komt in contact met personen die allemaal hun eigen agenda hebben, die zelden overeenkomt met die van Toda. Toda weet zich door handigheid en soms door dom toeval uit menige hachelijke situatie te redden. Ze beschrijft boevengedrag vanuit een kinderlijke logica en vertaalt de woorden soms letterlijk, bijvoorbeeld: "Jullie worden uit elkaar gehaald" of "problemen hebben met afgaan" of "heb je wel eens wat gebroken? Ja, de lievelingsbeker van mijn vader" ...
In de stad waar haar moeder woont, komt Toda in het tehuis voor loslopende kinderen terecht. Daar leert ze de taal van het land. Het is een taal met woorden die vaak eindigen op sel of el, bijvoorbeeld: brassele is praten, hiebsele is hebben en sinsele is zijn. Werkwoorden kun je natuurlijk vervoegen en dan gaat Joke van Leeuwen aan het spelen natuurlijk.
Omdat haar moeder niet gevonden wordt, besluit Toda zelf iets te ondernemen. Toda besluit: "Nu woon ik bij mijn moeder. En ik blijf hier tot de enen en de anderen zijn opgehouden. Ik blijf hier tot mijn vader geen struik meer hoeft te zijn."
Alhoewel de thematiek ernstig is, weet Joke van Leeuwen er humor doorheen te weven door haar creatieve taalgebruik. Het boek staat vol kinderlijke logica maar dat maakt het niet eenvoudig om lezen. Het vereist een hoge graad van taalvaardigheid om de woordspelingen en de gedachtekronkels te begrijpen. Als volwassene zie je de dramatiek die achter het verhaal steekt beter. Voor leerkrachten is het boek een bron van ideeën om met taal te gaan spelen. Het is m.i. een boek dat best tot zijn recht komt wanneer je het voorleest en de vele gelegenheden te baat neemt om met de kinderen door te gaan op de taalspelletjes en de beelden. De illustraties en de schrijfsels staan her en der tussen de tekst en dragen een overduidelijke 'Van Leeuwen'-stempel.