Verschoppelingen

Amsterdam, 1664. Daniël, zoon van een voddenkoopman, zit te tekenen op de Dam. Zus Saartje speelt op haar blokfluit. Zo verdienen de kinderen een paar stuivers voor het arme gezin. Plots wordt er geschreeuwd en ontstaat er chaos. De klokken luiden, de pest is uitgebroken in de stad.
Vader en moeder sterven. De kinderen overleven het, maar worden gescheiden. Saartje belandt in Leiden bij meneer Beeckman, een lakenhandelaar, die weeskinderen voor zich laat werken. Vooraleer Daniël zijn zusje terugvindt, valt hij in de handen van een groep zwervers, ‘de bende van de duivel’. Na vele omzwervingen zal hij in het huis aankomen waar zijn zusje opgesloten zit.
Een boek over de pest, over weeskinderen, zwervers en kwakzalvers, die rondtrekken tussen Amsterdam en Leiden. Een verhaal over uitbuiting, over kameraadschap en over een jongen die er alles voor over heeft om zijn zusje te redden, omdat hij dat aan zijn vader had beloofd. Achterin volgen nog historische weetjes.