Wolf

Nene, negen jaar, zit graag hoog in de appelboom achter het atelier van haar vader. De lezer wordt onmiddellijk voor een vraagteken geplaatst. "Pas op voor Coppe", zegt haar vader. Wat gaat er met Coppe gebeuren? Coppe is de buurjongen en Nenes vriendje. Hij is echter onbesuisd en loopt zo nogal wat blutsen en builen op. Nene en Coppe besluiten een boomhut te bouwen en Coppe zegt dat hij een golfplaat voor op het dak weet liggen in een weiland. "Je mag niet over de dijk!", zegt Nene nog. Die avond gebeurt er een ongeluk op de dijk. In één zin weet de auteur te vatten hoe Nene zich voelt als mama komt vertellen dat het Coppe is en dat hij zwaargewond is: Nene hoort het "alsof zij het nieuws voorlas." (p.19) Precies achtenzeventig dagen en half wacht Nene op de terugkeer van Coppe. En als hij dan eindelijk thuiskomt, is het een andere Coppe. Eentje die zelfs geen weet meer heeft van, laat staan zich interesseert voor een boomhut. Nene is boos en verdrietig, ze gaat Coppe niet meer opzoeken. Het betert er niet op wanneer Coppe een hond krijgt want op honden heeft Nene het niet voorzien. Het wordt zomervakantie en Nene moet van haar ouders weer naar Coppe toe. Samen gaan ze wandelen met de hond Wolf. Eerst maken ze ruzie maar als Coppe even later lacht, herkent Nene weer iets van de oude Coppe. Ze gaan zwemmen op een verboden plaats in de rivier. Nene moet ingrijpen om Coppe te redden maar Wolf is meegesleurd door de stroming. Coppe is verdrietig en Nene krijgt de schuld. Heel vroeg in de morgen gaat Nene alleen op zoek naar Wolf. Dit is niet alleen een spannend boek, de auteur slaagt erin om heftige gevoelens van boosheid, angst en verdriet samengebald en levensecht weer te geven. Een aanrader.