Ydruc. De kamer van de Lords

Tolkien (Lord of the Rings) en Rowling (Harry Potter), daar wordt de Spaanse auteur Artur Balder mee vergeleken, althans op de achterflap van ‘Ydruc'. De kamer van de Lords’. In ‘Ydruc’ worden fantasy en historische roman met elkaar gecombineerd. Het verhaal speelt in het middeleeuwse Engeland op het einde van de elfde eeuw, net na de Normandische verovering van het eiland. Naast de alledaagse werkelijkheid die nauwelijks in zicht komt, is er een belangrijke magische gemeenschap die bestaat uit een hele rist van vreemde wezens zoals kabouters, elfen, monsters, bloedslurpende on-doden enzovoort. De leidende klasse wordt gevormd door de alchemisten en de heksen. Zij behoren tot de oude Angelsaksische geslachten en zijn vertrouwd met eeuwenoude geheimen en toverpraktijken. De Normandische inquisitie, die zich overigens ook duchtig met toverij inlaat, ontketent een grootscheepse heksenjacht en is vastbesloten om een einde te stellen aan de Saksische alchemie. De strijd tussen goed en kwaad die volgt, is opgebouwd volgens een klassiek stramien waarin de centrale rol wordt gespeeld door een jonge uitverkorene (Curdy), die zich aanvankelijk niet bewust is van zijn speciale afkomst of status. Geleidelijk aan wordt hij zich bewust van zijn opdracht en zijn talenten. Hij moet het uiteindelijk opnemen tegen het ultieme kwaad belichaamd in de krachten van Aurnor en zijn weg loopt uiteraard niet over rozen. Curdy raakt verdacht in zijn eigen alchemistische omgeving en wordt zonder enige bescherming weggestuurd. Harry Potter is inderdaad niet ver weg. Ook het gebruik van vervloekingen, hoofden die vanuit het haardvuur de personages toespreken, de magische wereld die schuil gaat achter ogenschijnlijk gewone muren en tal van andere verhaalelementen doen wel heel ‘Potteriaans’ aan. Daarnaast komt ook ‘De Da Vinci Code’ om de hoek kijken: in ‘Ydruc’ spelen geheime boodschappen en codes eveneens een belangrijke rol en blijkt dat de loop van de geschiedenis gestuurd wordt door groots opgezette, verborgen complotten. Heel wat aspecten uit de (cultuur) geschiedenis worden in deze roman verweven. Koning Artur en de zijnen, de graal, het moster Grendel (uit het Angelsaksische epos Beowulf), de orde van de tempeliers, Lohengrin de zwaanridder, de ‘geheime’ afkomst van Christus, de kruistochten, de schat van de Merovingers …, allemaal passeert het de revue. Balder is er, naar mijn mening, evenwel niet in geslaagd om een samenhangend en evenwichtig wereldbeeld te creëren zoals Tolkien dat deed met zijn Midden-Aarde. Zijn roman mist tevens de humor van de (eerste) Harry Potter boeken en een spannende pageturner zoals De Da Vinci Code is het ook al niet geworden. Integendeel, de lezer wordt geconfronteerd met een enorme en warrige hoeveelheid van gegevens die moeilijk te plaatsen valt en die ook weinig relevant lijkt voor de afwikkeling van het verhaal. Men leze er, bij wijze van voorbeeld, het hoofdstuk ‘Merovingische vertellingen’ (p. 74 e.v.) maar op na. Ook een volwassen lezer met de nodige historische achtergrond raakt bij deze stortvloed aan feiten allicht het noorden kwijt. Hoe moet het jongeren van dertien à veertien jaar dan niet vergaan? Het stroeve en plechtstatige taalgebruik en de ingewikkelde zinsconstructies dragen ook al niet bij tot de toegankelijkheid van deze roman. Opvallend is verder het gebruik van de verouderde (en Vlaamse) vorm ‘gij’ die wordt toegepast in formele gesprekken met eerbiedwaardige personages. Maar – al is dit waarschijnlijk op rekening van de vertaler te plaatsen – de vervoeging van deze vorm gebeurt zelden correct: bijv. op p. 71 "En op wat voor manier heeft gij ermee van doen gehad?" of (p. 260) "Pas op het moment dat ge daarin geslaagd bent". Het klinkt allemaal bijzonder stuntelig. ‘Ydruc, de kamer van de Lords’ eindigt abrupt met de verdwijning van de held en een tweede vervolgdeel is dan ook al in de maak. Niet meteen iets om naar uit te kijken …