Sta je er bewust bij stil dat tekeningen of verhalen de blik van een kind kunnen verruimen?:
Nou en of! Ik heb lange perioden buiten Europa gewoond, en veel gereisd. Daar heb ik geleerd anders naar mensen te kijken. Elk land, elke stam is onder de indruk van de eigen belangrijkheid en wijsheid, en minachting van andere nationaliteiten en andere rassen is een mondiaal verschijnsel. Daar zijn Europeanen niet uniek in. In een boek kun je een lezer naar zichzelf, of naar zijn landgenoten, laten kijken door de ogen van een ander. Dat is volgens mij de ware magie van een goed verhaal. Dat het je als schrijver bijvoorbeeld lukt een jonge blanke lezer zich te laten inleven in de persoon van een zwart meisje. Dan wordt slavernij voor hem ineens iets heel anders. Dat je dat kúnt, als schrijver, dat is toch geweldig?
Heb je bewust gekozen om voor kinderen te schrijven of tekenen of is dat eerder toevallig zo gekomen?:
Ik ben dertig jaar lang journalist geweest, en de geheime wens van veel journalisten is om eens een jeugdboek te schrijven. Echt waar! Bij mij is die wens uitgekomen, en daar ben ik nog iedere dag dankbaar voor.
Hoe zou je je eigen werk omschrijven? Wat is het meest kenmerkend voor jouw stijl?:
Spannende verhalen over vroeger, die voor een belangrijk deel waargebeurd zijn – en die onbekend zijn, of gewoon vergeten. Mijn verhalen geven je, hoop ik, een andere kijk op ons verleden. Daardoor laten ze je ook anders naar vandaag kijken. En mijn stijl? Ik hou van mooie zinnen, maar nog meer hou ik van begrijpelijke zinnen, van duidelijkheid.
Waarin onderscheidt jouw werk zich van anderen?:
Misschien door de rauwheid? Ik probeer dicht bij de waarheid te blijven, en die heeft soms scherpe kantjes. Een leven was vroeger niet veel waard, en kinderen telden nauwelijks mee. Daar vertel ik over. Ik realiseer me goed dat ik voor kinderen schrijf, en dat er dus grenzen zijn, maar ik vertel geen zoete sprookjes.
Wat is voor jou het mooiste compliment dat je kunt krijgen over je werk?:
Op Facebook gaf een jongen mij de schuld van het slechte cijfer dat hij voor wiskunde had gekregen. In plaats van zijn huiswerk te maken had hij de halve nacht doorgelezen – mijn boek was zo mooi dat hij het niet had kunnen wegleggen. Ha! Dat soort complimentjes, daar hou ik van.
Wat is je volgende project?:
Een jeugdboek over Japan in de zeventiende eeuw. Ik ga er binnenkort heen om er onderzoek te doen.
Wat wil je in de toekomst zeker nog doen of maken?:
Al heel lang staat er een boek over de Groote Oorlog op mijn lijstje. Ik weet precies waar het over moet gaan, het verhaal zit al jaren in mijn hoofd. Maar omdat die wereldoorlog straks honderd jaar geleden begon, vrees ik dat er ontelbare boeken over gaan verschijnen. Daardoor krijg ik er steeds minder zin in.
Ben je iemand van vele stappen en kladversies of balt je concentratie zich samen tot alles er in één keer uit komt?:
Elk manuscript herschrijf ik minstens twee keer. Het is alsof ik me pas na de eerste versie realiseer waar het verhaal eigenlijk over moet gaan, en wie de ware hoofdpersoon is. En dan begin ik dus overnieuw. Vaak is het dan nóg niet naar mijn zin en dan, pffff… tja, dan zit er niets anders op dan wéér opnieuw te beginnen. Elk boek kost me dan ook een paar jaar.
Laat je je voor het creëren inspireren door andere bronnen (muziek, boeken, internet, kunst, tijdschriften..):
Ik moet wel! Mijn boeken spelen zich af in een ver verleden en moeten waarheidsgetrouw zijn. Daarom lees ik alles over zo’n periode wat ik te pakken kan krijgen. Ik zit wekenlang in archieven en bibliotheken, ik bekijk films die er over die tijd zijn gemaakt, ik luister naar muziek uit die tijd, ik vraag experts om commentaar op mijn ideeën. En al doende, al lerende, verandert de opzet van mijn verhaal. Soms is dat lastig, als mooie ideeën niet blijken te kloppen. Dat is helaas vaak het geval. Sommige darlings moeten al gekilled worden voordat ze zijn opgeschreven.
Wat of wie zijn je grootste inspiratiebronnen?:
James A. Michener, die mij heeft laten zien dat de menselijke kant van de geschiedenis de belangrijkste is. Zoals hij schrijft, zó zou ik willen kunnen schrijven. Michener staat voor mij op eenzame hoogte, onbereikbaar, maar hij blijft wel mijn voorbeeld. En Louis Paul Boon natuurlijk, die in zijn Geuzenboek eindelijk eens vertelde hoe tijdens die Tachtigjarige Oorlog het zuiden ten onderging in bloed en tranen. Tot dan toe kende ik alleen maar de verhalen over het noorden, over Holland. Boons ongelofelijke research inspireerde mij tot het schrijven van Het verraad van Waterdunen. Daarin laat ik de Tachtigjarige Oorlog zien door de ogen van Vlaamse meisjes en een Hollandse jongen.
Welk boek uit je kindertijd heeft het meeste indruk gemaakt?:
Merijntje Gijzens Jeugd, van A.M. de Jong. Dat is eigenlijk voor volwassenen, maar ik las het toen ik tien was. De schok die dat boek bij mij teweegbracht trilt nog steeds na. De Jong liet op meesterlijke wijze zien hoe een onschuldig kind vermalen wordt in de harde, wrede wereld van de volwassenen. Later heb ik dat overal ter wereld zien gebeuren: kinderen die terechtkomen in vreselijke situaties, zonder ouders, zonder familie – soms zelfs zonder vrienden. Hoe houdt een kind dat vol? Dat thema laat mij nooit los, en is ook altijd terug te vinden in mijn eigen boeken.