De bevrijding die nooit kwam

Nederland wordt bezet door de nazi's uit Duitsland. De oorlog loopt op z'n einde, de bevijding nadert. Gilda woont samen met haar broer Klaas en hun ouders in een dorp waar iedereen elkaar kent. Gilda draagt ondanks haar jonge leeftijd, haar steentje bij om te helpen waar ze kan. Dat is niet altijd zonder gevaar. Zo redt ze een piloot die met z'n parachute kan vluchten uit een brandend vliegtuig. Ze bezorgt hem een schuilplaats om hem uit de handen van de Duitsers te redden. Thuis hoort ze een ander verhaal. Hun papa is Nederlander en getrouwd met een Duitse vrouw. Hun ouders waren tijdens de oorlog aangesloten bij de NSB, de Nationaal Socialistische Beweging. Die werkten samen met de Duitsers. Nu de bevrijding nadert, zijn ze niet langer veilig in Nederland. Gilda, Klaas en hun moeder besluiten te vluchten naar Duitsland waar hun oma en opa langs mama's kant wonen. Jacob, hun vader, vlucht alleen naar zijn familie in Amsterdam. Gilda is bevriend met Tobias, een Joodse jongen uit het dorp, zoon van een fabriekseigenaar. Wanneer de ouders van Tobias tijdens een razzia worden opgepakt, besluit de familie van Gilda om zich over Tobias te ontfermen. Maar op die manier zijn ze zelf niet meer veilig tijdens hun vlucht. Ze zijn verplicht om Tobias achter te laten bij Dirk en Hanna, een lieve boerenfamilie die zelf een zoon door ziekte zijn verloren. Tijdens het verhaal wordt vooral de familie van Gilda en Klaas gevolgd, zowel de mama als de papa. Daarnaast vragen de kinderen zich af hoe het intussen gaat met Tobias, zou hij de oorlog overleefd hebben? Op weg naar Duitsland maken ze gruwelijke dingen mee. Ze geraken gelukkig veilig bij hun grootouders, maar ook daar zijn ze niet veilig. Ze schuilen in kelders tijdens de bombardementen, de uitgang geraakt bedolven en ze zitten vast. Je voelt de angst van de kinderen. Huizen worden verwoest en staan in brand, er is weinig te eten, in de Nikkelfabriek wordt niet langer bestek gemaakt, maar spullen voor het leger. Je krijgt een andere kijk op de oorlog. Het leven in Duitsland is anders dan in Nederland. Maar niemand is veilig. Uiteindelijk moeten ze ook weg uit Duitsland. Ze proberen terug naar huis te keren, maar als NSB'er komen ze in een vluchtelingekamp terecht. 

Tijdens het verhaal wordt heel veel uitleg gegeven: het dragen van de Jodenster, elke piloot draagt een groen zakje bij zich waarin verband zit, vrouwen dragen witte hoofddoeken zodat piloten zien dat het krijgsgevangenen zijn ... De meeste zijn Pools of Russisch. Deze uitleg komt veeleer belerend over en onderbreekt telkens de spanning van het verhaal. Ik vind dat de auteur te veel wil meegeven, verklaren, uitleggen. Er gebeuren heel veel gruwelijke dingen. Maar je raakt op die manier het eigenlijke verhaal kwijt. Jammer, want het is boeiend om ook eens de oorlog op een andere manier te leren kennen. Je ziet de oorlog door kinderogen, die het nut ervan niet inzien. Gilda begrijpt haar ouders niet, die de kant van de Duitsers kozen. Ze proberen dit te verklaren aan een puberende dochter. Op het einde van het verhaal lees je in de epiloog hoe het gaat met de hoofdpersonages twee jaar later.