Morgen is er weer een dag

Iedereen is wel eens boos. Dan willen we het liefst dingen kapot maken, roepen of ons verstoppen in een hoekje. We kunnen boos worden omdat mensen niet met ons willen delen, of omdat je het gevoel hebt dat niemand aandacht voor je heeft. Gelukkig gaat boos zijn ook weer over. En dan probeer je wat je kapot maakte, weer goed te maken. Twee meisjes vertellen ons in dit boek hoe het is om boos te zijn, waarom ze boos worden en waarom het niet erg is om soms boos te zijn.

Dit kleurrijke boek doet niet meteen vermoeden dat het boek over woede en boosheid gaat. Meteen steekt het boek van wal met een nietszeggende openingszin: “Die ongelukkige fout had je vast niet gepland.” Er wordt geen context of kader geschetst. Dat voelt als lezer bevreemdend aan. Elke bladzijde gaat over een van de twee meisjes die elkaar afwisselen. Hun gemeenschappelijke verhaal (namelijk; boos zijn) loopt over de bladzijden heen. Ook daarrond wordt geen kader geschetst en is het gissen naar de bedoeling van het boek. Het verdere verloop van het verhaal brengt weinig soelaas.

De zinnen zijn vaak opgesplitst over meerdere bladzijden en zijn stroef neergeschreven. Vaak worden nietszeggende, overbodige woorden gebruikt die eerder als opvulling aanvoelen. De toon van het boek is moraliserend en pretentieus. Er wordt geacht dat boosheid vanzelf over gaat en dat elk kind fantastisch is. In essentie is dat ook zo, maar daar draagt dit verhaal niet aan bij.

Hoewel de auteur met dit boek geen hoge toppen zal scheren, zijn de illustraties wel aanvaardbaar. De vele kleuren staan in schril contrast met de inhoud van het boek, wat getuigt van originaliteit.