O, o, Octopus!
Octopus is dol op zijn heerlijk appartementje met prachtig zeezicht. Wanneer hij op een dag terug thuis komt van zijn dagelijks zwempartijtje ("zwommetje"), ziet hij een reuzenstaartvin uit zijn grotje steken. Hij is er helemaal overstuur van dat een wildvreemde zonder te vragen zijn appartementje heeft ingepikt. Hij gaat één voor één bij alle zeedieren langs en krijgt allerhande adviezen te horen. Hij kan er zich niet in vinden en uiteindelijk hoort hij de zee ruisen met de volgende woorden: "Maar jij dan? Wat zeg je er nou zelf van?" Eigenlijk weet hij het wel: hij wil met dat reuzenzeedier praten. Met schrik in het hart zwemt hij erheen en tot zijn verbazing antwoordt een lief piepstemmetje dat ze al zo lang vastzit en of er iemand haar aan haar staart wil helpen uittrekken. Alle vissen helpen mee en er verschijnt een lieve zeemeermin, waar het octopusje dadelijk verliefd op wordt. De zachte pasteltekeningen roepen een fijne sfeer op van de waterwereld in de zee en er zijn leuke details (aangeklede vissen, het lantaarnvisje, het 'Te huur'-bordje, ...) De opbouw van het verhaal - de octopus gaat langs bij tal van dieren - is heel klassiek, maar de eigenschappen van de dieren worden wel goed uitgespeeld. Zo raadt de heremietkreeft aan te verhuizen ("Lege huizen zat in zee"), de kwallen hebben het over "Klieren! Pesten! Kwallen!" om de staart weg te krijgen. In de dialogen wordt een vlotte spreektaal gebruikt die af en toe behoorlijk volwassen overkomt. Of kleuters alle taalgrapjes zullen begrijpen is nog maar de vraag ("De lantaarnvis liet er zijn licht op schijnen en de pyjamabaars geeuwde.") De voorlezer kan er maar plezier aan beleven en bijdehante kleuters zullen algauw raden wie er in de grot gevangen zit.