Verhalen uit een verre voorstad
Je weet niet wat je ziet wanneer je dit boek doorbladert. Zoveel verschillende tekenstijlen van één enkele man: etsachtige dingen in zwart-wit, straatbeelden met het realisme van Edward Hopper, kriebelige bichrome sombere lijntjes, tekenfilmpjes op papier. Alleen al qua vorm zijn de verhalen heel divers: nu eens in stripvorm, dan een collage van papiersnippers, en vervolgens in de vorm van een krantenartikel. Met een oog voor detail dat doet likkebaarden: de bundel komt als het ware aangevlogen vanuit Australië, in een luchtpostenveloppe, en geeft zijn inhoud prijs via postzegels. Elke postzegel geeft een beeld uit een verhaal, de titel, en de bladzijde vermomd als waarde.
Maar bovenal weet je niet wat je leest. Want deze verre voorstad is ver van gewoon. Er lopen stokwezens rond, die tussen hakken en asfalt worden versplinterd, een rendier dat één keer per jaar je klaargelegde lievelingsspullen op z’n gewei haakt, een zeldzaam en plantenetend zoogdier uit de Indische Oceaan, een Japanner in ouderwetse duikersuitrusting. Elk huis heeft er een geheime binnenhof, tenminste, als je hem weet te vinden. En elk huishouden heeft zijn kruisraket in de tuin, als hondenhok of tuinhuis, gedecoreerd met gesjabloneerde bloemen of zo. En "stel dat er in andere landen ook gezinnen zijn met hun eigen achtertuinraketten die geladen klaar staan met hun neuzen naar ons toe - dan mogen we hopen dat zij, net als wij, daar intussen iets beters mee doen.” (p. 77). Het magisch realisme van Shaun Tan bevreemdt en beklijft, in woord en beeld.