1001 gangen

De Tunesische Souhaila poetst 's nachts in het hoofdkantoor van de dienst Vreemdelingenzaken in de grote stad. De duizend en een gangen in het gebouw spreken tot de verbeelding van haar kleine zusje Rania, die na veel zeuren eindelijk eens mee mag gaan met haar zus. Tijdens deze nacht maakt ze kennis met de andere nachtwerkers, zoals de immer stoere Fouad die met zijn machine de gangen poetst, de nachtwaker Manaparenko die ook schildert en de zwijgzame electricien, Louis. Stuk voor stuk raadselachtige figuren die Rania's nieuwsgierigheid aanwakkeren. Zo ontdekt zij geheimen en raadsels; het leven van haar zus blijkt niet zo gewoon te zijn. Er is blijkbaar een spel aan de gang tussen deze mensen en haar zus, dat deze nacht door het doorzettingsvermogen van Rania tot de ontknoping leidt. En tegelijkertijd ontploft er een bom in het gebouw. Heeft die ook met het spel te maken? Souhaila en Rania ontsnappen ternauwernood aan de aanslag en vernemen achteraf de ware toedracht ervan in een krantenbericht. Met zuinige zinnen en poëtische bewoordingen schrijft Van Haele een fascinerend, eigentijds verhaal waarin hij tal van problemen van de multiculturele samenleving opwerpt. Hij doet dit vanuit het standpunt van de jonge Rania, waardoor het verhaal een grote dosis verwondering meekrijgt en het nooit zwaar op de hand wordt. De dromerige, speelse Rania is een duidelijke tegenpool van haar vastgeroeste zus. Rood en grijs staan tegenover elkaar en beïnvloeden elkaar. In het geheel mist het verhaal echter cohesie. Vrij lang lijkt het om poëzie te gaan, gecombineerd met sterke beelden en sferen, waarin de sprookjes uit 1001 nacht en wat zich afspeelt in deze nacht in de 1001 gangen aan elkaar gelinkt zijn. Maar halverwege slaat dit gevoelige deel om in een spannende zoektocht, die eindigt in een moordende aanslag. Myriam Kalaï weet de combinatie van de sprookjessfeer en de realiteit mooi te vatten in sfeervolle beelden die bestaan uit luchtige tekeningen en verrassende collages.