Aanval op het fort
Tweede eeuw na Christus. Freija woont met haar familie in een dorp - in het huidige Nederland - aan de Rijn, die de grens vormt van het Romeinse Rijk. Op het strand ontmoet ze Marcus, zoon van een Romeinse soldaat. De Chauken, een Germaanse stam, overvallen op een nacht het dorp van de Cananefaten. De commandant van het nabije fort is niet bij machte de dorpelingen te beschermen. Wanneer keizer Marcus Aurelius incognito in de streek rondreist, vragen Freija en Marcus hem om hulp. Een nogal ongeloofwaardig verhaal. De schrijfster lijkt me niet erg op de hoogte van deze periode. In het tiende hoofdstuk heeft ze het bijvoorbeeld over de tempel van Sarapsis (in plaats van Sarapis). Wellicht wil ze met dit verhaal reclame maken voor een bezoek aan het Archeon in Alphen aan de Rijn?