Als ik groot en sterk was
Nico is een klein ventje dat erg onzeker en verlegen is. Dat zie je aan zijn blozende wangen op de verder grijze illustraties. Door zijn kleine gestalte loopt hij verloren tussen al die 'grotemensenbenen'. Dan zou hij willen schoppen en roepen "maar dat durft hij niet ..." En dan wenst hij: "Kon ik maar toveren." Dan zou hij 'Super Nico' zijn, groot en sterk en "hij zou luid lachen en zijn tong uitsteken, naar iedereen!" Bij de schoolpoort wacht pestkop Hendrik hem op en die pakt zijn knikkers af. Weer verzucht hij: "Kon ik maar toveren", dan zou die Hendrik ervan lusten. Zo gaat het verder als de meester op hem moppert, als Leonie zijn tussendoortje uit zijn hand duwt. Als hij Super Nico was dan "zou hij zijn woede en verdriet uitschreeuwen, zo hard dat de hele wereld het kon horen!"
Maar Nico's verlegenheid speelt hem ook op andere terreinen parten. Als Violet lief voor hem is en 'Kiekeboe!' fluistert bijvoorbeeld dan is zijn stem evengoed weg en bloost hij nog heviger. Die hevige emoties zinderen nog na als hij in zijn bedje ligt. Hij blijft maar malen over Super Nico worden. Tot hij zichzelf een halt toeroept en in de spiegel kijkt. Dan zegt hij: "Ik ben Nico. Ik ben niet groot. Ik ben niet sterk. En morgen geef ik Violet een bosje madeliefjes". Nico aanvaardt zichzelf en vanaf dat ogenblik kan hij alle moeilijkheden beter aan. Blozend geeft hij Violet een bosje paardenbloemen (hij kon geen madeliefjes vinden) en Violet bloost zowaar mee.
Dit is een zeer herkenbaar verhaal over onzeker en verlegen zijn. De gevoelens van Nico worden knap beschreven. De grijze prenten met de blozende of de boze Nico versterken het verhaal. Ideaal om gevoelens bespreekbaar te maken voor kleuters vanaf vier jaar.