Als ik je morgen weer zie
Clark zit vast in een time loop: hij herbeleeft maandag 19 september telkens opnieuw en opnieuw. Een nachtmerrie is het om elke dag om 7u15 uit bed te komen voor diezelfde schooldag, ‘s avonds dezelfde pizza voorgeschoteld te krijgen en nadien te bakken voor de verjaardag van zijn zus. Op dag 310 stapt Beau zijn klas in, een jongen die zijn naam alle eer aandoet. Samen met hem duikt Clark Chicago in en probeert wanhopig te ontsnappen aan de tijdlus waarin ze beiden gevangen zitten. Maar Beau zit niet op hetzelfde spoor als hij om hun probleem op te lossen.
Behalve een fantasy-verhaal over een tijdlus, is deze YA-roman evenzeer een boek over eenzaamheid. Clark krijgt van zijn therapeut een vierstappenplan om eenzaamheid te verslaan en die kunnen op het einde ook afgevinkt worden:
- Probeer een nieuwe vriend te maken.
- Help iemand die hulp nodig heeft.
- Stel jezelf kwetsbaar op zodat anderen dat ook kunnen zijn.
- Doe datgene wat je bang maakt.
De persoonlijke groei die Clark daarbij doormaakt, is op zich interessant en herkenbaar. Jammer wel dat die op het einde zo dik in de verf gezet wordt en zijn goedheid daarbij zo cheesy overkomt.
Daarnaast is het een verhaal over een romantische relatie tussen twee jongens, waarbij de auteur zich wel eens verliest in clichétaal als “witte golftoppen die glinsteren in de stralen van de zon” of “zijn ogen –die net zo betoverend zijn als het heelal boven me– sprankelen alsof ze de stralendste sterren in de ruimte zijn”. Soms is de beschrijving dan weer zeer ontoereikend, zoals in “Maar ik kan zijn lange benen lopend in het zand zien, en daarbij krijg ik … gevoelens.”
Het time loop-gegeven is niet echt evident om te begrijpen, zeker wanneer Beau uitspraken doet als dat Clark vastzit omdat hij een soulmate heeft maar dat hij hem moet vinden, wie hij ook mag zijn, om te ontsnappen. De herhaling gaat je ook als lezer op den duur tegensteken, een compactere versie was wellicht krachtiger geweest.