Boom-boom

Over vreemden en vrienden

In een kale vlakte staat een boom. Daarin wonen de eekhoorns van Eikrijk. Hun wereld reikt tot waar ze kunnen kijken, tot op een dag een duif overvliegt met een takje van een andere boom. Dat roept onvermijdelijk de vraag op of er nog een andere wereld bestaat. De durfal Soeslik gaat op verkenning, met in zijn kielzog de zachtaardige maar avontuurlijke Tamia. Uiteindelijk leidt hun tocht tot een pijnlijke botsing tussen twee culturen, al is er mogelijk een sprankel hoop. Het verhaal eindigt met een vraag aan de lezer: "Wat zou jij doen?"

Het slot prikkelt, maar jammer genoeg doet het verhaal dat eraan vooraf gaat dat veel minder. De boodschap wordt al te duidelijk meegegeven, zelfs op het opdringerige af. Niet alleen staat de hele opbouw in dienst ervan, maar ook kan de meest sympathieke figuur Tamia het niet laten om geregeld een les mee te geven, bijvoorbeeld dat angst de slechtste raadgever is. De overduidelijke boodschap is dan ook nog eens verwoord in een taal die te vaak even houterig is als de twee bomen uit het verhaal. Er steekt te weinig variatie en vaart in de zinnen en dat begint al in de titels van de hoofdstukken: ‘Tak-Tak’, ‘Mid-Mid’, ‘Lach-Lach’ ... Zelfs de lessen klinken statisch: "Echte helden vechten niet alleen tegen slangen. Ze moeten ook strijden tegen gemene woorden." De sympathieke vreemde eekhoorn Tsjip spreekt al snel een gebroken Eikrijks. Maar dat hij enkele bladzijden later foutloos een hele redevoering afsteekt, is toch wel erg ongeloofwaardig.

Ook Sabien Clement is duidelijk niet op haar sterkst, alsof dit bleke verhaal afstraalt op haar kleurenpalet met overwegend bruine, grijze en mosgroene tinten. De smalle eekhoorns zet ze weliswaar expressief neer en de panoramische zichten nodigen uit om te ontdekken, maar die ontdekkingstocht valt wat tegen. Zeker, het verhaal kan een begin zijn voor een gesprek over het omgaan met ‘vreemden’ of ‘anderen’, maar dit o zo relevante thema mocht krachtiger verwoord zijn.