D is van Dahl
Een spectaculofelijke gids van A-Z voor de wereld van ROALD DAHL
“Dit is geen verhaal over het leven van Roald Dahl” meldt de achterflap. Eigenlijk is het dat natuurlijk wel, maar dan in een bijzonder leuke vorm gegoten. In de vorm van een alfabet: van aardvarken, het Zuid-Afrikaanse woord waar volgens de schrijver elk ABC mee zou moeten beginnen, tot zwiss-krak, zijn benaming voor de gehate stok waarmee in Britse kostscholen vroeger lijfstraffen werden uitgevoerd, waaraan ook Roald Dahl niet ontsnapte. Beide voorbeelden zetten meteen de toon van het boek: alles maar dan ook alles wat enigszins met de man te maken heeft én binnen de interessesfeer van kinderen past, komt aan bod: zijn zussen, jeugd, vrouwen, kinderen, leven, operaties, honden, manier van werken, boeken, personages, illustrator, werkkamer, jargon, interesses (alles!), overtuigingen, passies, kleine kantjes, ... Natuurlijk is dit een commerciële uitgave. In september 2006 was de man 90 jaar geleden geboren en sinds dan wordt hij internationaal herdacht op een eigen Roald Dahl-dag. Achteraan krijg je trouwens een keurig overzicht van het hele Dahl-fonds. Maar dat neemt niet weg dat het bijzonder leuk lezen is, dat je echt wel het gevoel hebt de man te leren kennen, en dat je niet ontsnapt aan de drang die enkele titels die je nooit las, nu maar eens snel ter hand te nemen. Dat is grotendeels te danken aan de humoristische schrijfstijl, waarmee de auteur aardig in de buurt komt van de meester. Veel Dahl lezen en bestuderen laat ongetwijfeld sporen na. Daarnaast aan de vaak intrigerende trefwoorden die niet altijd hun inhoud verraden: “Hoera en boe voor Hollywood”, “Pesto”, “Haar”, “ha ha ha”, ... Tenslotte is het boek ook heel prettig en toegankelijk gelayout, en geïllustreerd met foto’s, covers, en uiteraard tekeningen van de illustrator die met Roald Dahl verbonden is: de heerlijke Quentin Blake. Twee kanttekeningen bij het boek: bij elke streek van Roald Dahl volgt een kadertje met daarin een waarschuwing dit voorbeeld niet te volgen, bv. bij het eten van boterbloemen: “WAARSCHUWING! Doe dit zelf niet! Het is gevaarlijk om zomaar iets te eten wat in het wild groeit! Vraag altijd aan een volwassene of het kan!” (p. 21). Ik kan me niet voorstellen dat de auteur deze betuttelende toon geapprecieerd zou hebben, hij zou zijn boodschap ongetwijfeld met een flinke dosis humor overgebracht hebben. Een tweede minpunt is de herhaling, die natuurlijk bij grasduinen niet in het oog zal springen, maar wel wanneer je het boek letterlijk van a tot z leest: over het belang van de eerste zin bijvoorbeeld, of zijn schrijvershut.