De brief voor de koning
In de nacht voor hij door koning Dagonaut tot ridder geslagen zal worden, krijgt Tiuri een dringend verzoek om hulp. Door het openen van de deur van de kapel waar hij met zijn vrienden nachtwake houdt, verbreekt hij de regels en stapt hij in een ongelooflijk spannend en onvergetelijk avontuur. Hij neemt de geheime opdracht over van de stervende Zwarte Ridder met het Witte Schild, die een uiterst belangrijke brief moet bezorgen aan koning Unauwen van het naburige rijk. Hij weet te ontsnappen aan de boosaardige Rode Ruiters die hem met de dood bedreigen, maakt kennis met de Grauwe Ridders en komt op zijn gevaarlijke tocht veel vijanden tegen, maar sluit ook vriendschap, onder meer met Piak. Dit boek uit 1962 werd bekroond met de Griffel der Griffels 1955-2004. Het is een ridderepos zonder al te veel middeleeuwse details, dat nog steeds even boeiend is. Met haar eenvoudig ongekunsteld taalgebruik en beeldende stijl weet de schrijfster de spanning ten top te voeren. Het verhaal is bijzonder realistisch geschreven, de personages goed uitgewerkt. Vaak kan je Tiuri’s angst zelfs voelen, bijvoorbeeld tijdens zijn tocht door de Maanheuvels, en alleen al de naam Slupor doet de rillingen over je rug lopen. Verrassende wendingen houden je aandacht in het boek gevangen en het is onmogelijk je van het verhaal los te maken. Je leest het in één adem uit … of in twee als je het vervolg 'Geheimen van het Wilde Woud' ook leest. Het boek bevat acht delen die telkens beginnen met een zwartwittekening van de schrijfster en die uit een aantal kortere hoofdstukken bestaan. Een landkaart voor- en achterin het boek maakt je wegwijs in de fictieve wereld van beide koninkrijken. Deze achtendertigste druk kreeg een nieuwe, aantrekkelijke omslag met de schaduwen van een rijtje ridders tegen een rode achtergrond en met een kasteel en een ruiter in blinkend reliëf. Een waar meesterwerk dat als een klassieker onder de jeugdboeken kan worden beschouwd.