De fantastische Meneer Vos
Dit is de zevendertigste druk van het in 1970 verschenen verhaal over een lieve slimmme vos die het in zijn eentje opneemt tegen drie uiterst gemene boeren. Die laatsten kunnen het niet meer aanzien dat de vos zich regelmatig komt bevoorraden in hun respectievelijke kippen-, ganzen-, eenden en kalkoenenboerderijen. Ze graven niet alleen de heuvel af waarin de familie Vos woont, ze belegeren het gebied in een poging om Vos uit te hongeren. Ook de andere dieren lijden honger. Maar Vos zou niet fantastisch zijn als hij niet een fantastisch plan bedenkt en daarmee alle dieren redt.
Het boek is tegelijk grappig, teder en warm wanneer het over de familie vos gaat. De hebzuchtige boeren worden uiterst gemeen neergezet, zowel wat uiterlijk als karakter betreft. Deze tegenstelling maakt het verhaal zo sterk. De taal is typerend voor Roald Dahl: volwassen met juist gekozen en veelzeggende bijwoorden en bijvoegelijke naamwoorden. Bijvoorbeeld: een beestachtig slecht humeur, dat afschuwelijke ding scheen een elektrisch effect te hebben, gruwelijke, moorddadig uitziende monsters (de graafmachines) ...
De spanning is sterk opgebouwd. Je voelt dat dit een verhaal is om voor te lezen. Het blijft verfrissend!