De fantastische vijf
Mans en Noor gaan samen met papa en een ranger op safari. Ze hopen de Grote Vijf te zien: de neushoorn, de buffel, het luipaard, de olifant en de leeuw. Mans en Noor geven hun ogen de kost. De verrekijker die op de titelpagina vergroot wordt geïllustreerd, is nadien op elke volgende bladzijde terug te zien. Het is met deze verrekijker dat Noor de omgeving afspeurt. Het is ook Noor die het dier als eerste opmerkt. Mans is telkens net te laat. Bovendien kan elk dier volgens Noor iets geweldig. Het zijn situaties die eigenlijk niet bij deze dieren horen (de neushoorn staat te hoelahoepen, de buffel zingt liedjes, de leeuw is z'n manen aan het kammen ...). Maar zag Noor de dieren wel echt?
Dit prentenboek schommelt tussen fantasie en realiteit. Beide kinderen ontdekken hun eigen fantastische vijf dieren. Noor ziet het groots, terwijl Mans ook vijf fantastische dieren zag: een spinnetje op z'n arm, een mier en een rups op z'n schoen, een vlieg en een tor. De dieren worden niet afgebeeld als wilde dieren. Wie een reëel beeld verwacht, heeft het mis. De titel is daarom misleidend. Ook de cover leidt af: de kinderen zien een slurf, een staart ... Op de kleurrijke illustraties valt veel te ontdekken. Deze illustraties passen perfect bij de tekst, die kort en duidelijk is. Hetzelfde stukje tekst wordt telkens herhaald bij het speuren. Die herhaling is leuk voor kleuters. Ze zullen graag mee citeren. Het verhaal is anders dan verwacht. Dat is leuk: kinderen zullen zelf fantaseren. Dit is wat dit prentenboek mooi en origineel maakt.