De Ijzeren Hemel

Loor kan het uitstekend vinden met haar opa. Elke dag na school kan ze bij hem terecht met haar verhalen over de vroegere hartsvriendin die haar heeft ingeruild voor een nieuwe klasgenote aan wie zij Noors geheimen verklapt. Loor is gek op de Ijzeren Hemel, het schuurtje waarin opa sleutelt aan zijn zelf ontworpen, heel bijzondere machines. Maar op een dag verschijnt Greet. ‘Die Chreet’ noemt Loor haar in gedachten. Met haar heksenogen en haar vanilleparfum betovert zij Loors opa. Zij palmt hem in, pakt hem af van Loor. Alle uitvindingen, van Slokop de oude speelgoedopruimer, over Voetjewas en Schoenenveeg tot Zwelgmans, de nog niet voltooide afvalverslinder, wil zij tentoonstellen in een galerie. De dag voor Loors elfde verjaardag zullen de machines opgehaald worden. Maar Loor bedenkt een reddingsplan. Voor dag en dauw verschanst zij zich mét alle sleutels en reservesleutels van de Ijzeren Hemel in de boot op hoge poten die opa speciaal voor haar op zijn erf optrok. Een hele dag en een hele nacht blijft zij daar op post, de kou trotserend. Loors gevoel van machteloosheid en verlatenheid wordt prachtig gesuggereerd, zonder een spoor van meligheid. Haar verwarring, eenzaamheid en hunker naar liefde en aandacht zijn authentiek en heel herkenbaar. Gelukkig tonen haar moeder, haar broer én haar opa begrip voor haar als het er echt op aankomt. Loor verliest ook geen moment haar fundamentele vertrouwen in haar grootvader: het is die Chreet die hem behekst. Zo wordt dit, ondanks de verdrietige trekjes toch een verhaal vol warmte. En niet alleen die van Vulcanus, de oude vulkachel in de Ijzeren Hemel.