De laatste tovenaar

Verhalen en gedichten

Elk verhaal of gedicht in de bundel 'De laatste tovenaar' heeft iets magisch: een stoel die de mensen beoordeelt die op hem gaan zitten, en eraf gooit wie hem niet bevalt; een broek die de benen die erin zitten zelf bestuurt; een vis die zelf verschrikkelijk graag vist, tot evident ongenoegen van zijn soortgenoten; een jongen die alleen op zijn handen kan lopen, ... Hans Andreus maakt al deze figuren even geloofwaardig, in de gezapige vertelstijl die hem eigen was. Joke Linders heeft ervoor gezorgd dat dit zowat vijftig jaar oude werk nog leesbaar is, door lange zinnen in te korten, herhalingen te schrappen, minder gelukkige verbindingswoorden te vervangen. Maar de gezellige ouderwetse toon blijft. En de typische humor van Hans Andreus, rustig voortkabbelend doorheen het verhaal. Verhalen die soms wel een boodschap meegeven, zoals in de jongen die op zijn handen loopt: eerst willen zijn ouders hem zo graag normaal laten lopen, en Jan wil hen zo graag een plezier doen. Het vrouwtje van de snoepwinkel waarschuwt dat ze hem kan helpen, maar enkel op een treurige manier. Ze leert hem zich zo verdrietig en bang te voelen dat het lood in z’n schoenen zakt en Jan wel op z’n voeten kan lopen. Het enthousiasme van zijn ouders hierover slaat al snel om als ze zien hoe triestig Jan door het leven sjokt. En dus geven ze Jan hun goedkeuring weer op zijn handen te lopen, of met andere woorden, zichzelf te zijn. Dit voorbeeld illustreert ook de woordkunst van Hans Andreus, die in de eerste plaats een dichter was. Door een beeldspraak letterlijk te nemen, kan hij er een heel verhaal rond bouwen. De verhalen zijn niet altijd even sterk qua plot, en daarmee blijft het niveau nét iets onder zijn meesterlijke Meester Pompelmoes boeken. Maar toch is het meer dan de moeite kinderen ook vandaag nog deze gezellige verhalen voor te schotelen.