De rode lantaarnpaal

Kees, artiestennaam Bunky Bim, altijd herkenbaar aan zijn paarse sjaaltje, is het helemaal beu. Op school wijzen de andere kinderen hem na en gaat hij zijn eigen gang. Hij doet aan rekenen op zijn eigen-wijze manier en wordt de gang op gestuurd. Hij besluit de stad in te trekken en komt terecht in een papierhandel. Hij vraagt daar naar een goed leesboek, maar wordt de straat opgestuurd. Dat soort dingen verkopen ze er niet en wijsneuzen zijn niet welkom. Ook de snoepverkoper heeft meteen zijn oordeel klaar: “ik ken dat soort zoals jij ...” en stuurt hem wandelen. Tot razernij gedreven neemt Kees het op tegen de hele wereld. Zelfs de tegels kleuren rood door zijn woede ... Tot hij Troelabel tegenkomt. Net zoals hij heeft Troelabel een eigen idee over de wereld en zij slaagt erin de tegels blauw te doen kleuren. Samen bedenken ze een plan om iedereen die het hen moeilijk maakte bij de neus te nemen. Door hun krachten te bundelen slagen ze daar wonderwel in.
In 'De rode lantaarnpaal' worden zelf verzonnen woorden gebruikt want de hoofdpersonages hebben lak aan conventioneel taalgebruik. In plaats van woorden over te nemen die al bestaan, verzinnen ze zelf een hele vocabulaire bij elkaar. Woorden als “flipperdejasio”, “kanusbraaier”, "zwieperd”, “neerplempen” geven het boek een eigenzinnig kantje, ook al doen sommige woorden wel erg Hollands aan en remmen ze het lezen soms behoorlijk af. De tekeningen zijn eveneens heel apart door het gedoseerd kleurgebruik en de aparte tekenstijl. De zinsbouw laat soms een beetje te wensen over, bijvoorbeeld:  “toen de keurige dame langs de bezemkast terugliep, kon ze er niets aan afzien”. Af en toe krijgt het verhaal een agressieve ondertoon, wat toch wel erg jammer is.