De scheepsjongen

In ‘De scheepsjongen’ behandelt John Boyne – auteur van het veelgeprezen ‘De jongen in de gestreepte pyjama’ – de beroemde muiterij op het Engelse fregat de Bounty in 1789. Zoals de titel laat vermoeden wordt het hele verhaal verteld vanuit het standpunt van de scheepsjongen John Jacob Turnstile. De Nederlandse titel is eigenlijk krachtiger dan de Engelse ‘The Mutiny on the Bounty’ die al meteen veel van de romaninhoud verklapt en misschien wel een heel verwachtingspatroon schept aan de hand van vroegere romans en films over de Bounty. Turnstile belandt eigenlijk per toeval op de Bounty: de veertienjarige jongen werkt als zakkenroller voor een onguur heerschap ‘meneer Lewis’ maar wordt op een dag betrapt bij zijn bezigheden. Hij krijgt het aanbod om in plaats van een gevangenisstraf uit te zitten, mee te reizen met een schip dat op het punt staat om naar Tahiti (in het boek Otaheite genoemd) af te reizen. Turnstile zal er de plaats innemen van de ziek geworden scheepsjongen. De hele reis wordt verteld door de ogen van de jongen, die aanvankelijk niets van het zeeleven afweet. Hoewel zijn functie de laagste is aan boord, staat hij toch dicht bij kapitien Bligh, die hij persoonlijk moet bedienen. Daardoor hoort John Jacob – die door de hele bemanning algauw wordt bedacht met de bijnaam ‘Tuinboon’ – veel wat eigenlijk niet voor diens oren is bestemd. Tijdens de muiterij, die plaatsvindt kort na het verblijf op Tahiti waar de bemanning een grote verzameling plantenstekken van broodvruchten verzamelde, blijft de scheepsjongen trouw aan de kapitein. Hij stapt mee in de sloep die maar liefst 48 dagen rondzwalpt op de Grote Oceaan alvorens de Hollandse kolonie op Timor te bereiken. Van de kapitein van de Bounty, William Bligh, worden in de literatuur de meest tegenstrijdige typeringen gegeven, gaande van meedogenloze tiran tot punctuele, rechtvaardige officier. In zijn roman zet Boyne een genuanceerd portret van kapitein Bligh neer. Gezien door de ogen van scheepsjongen Turnstile ontstaat het beeld van een man van vlees en bloed die gebreken heeft en fouten maakt, maar die ook bijzonder bekommerd is om het welzijn van zijn bemanning. ‘De scheepsjongen’ is een spannende avonturenroman, maar het boek biedt ook een impressie van de achttiende-eeuwse Engelse maatschappij en het harde zeemansleven in die tijd. Wie helemaal onderaan de maatschappelijke ladder bengelt, zoals Turnstile, leidt een weinig rooskleurig bestaan dat zo goed als geen toekomstperspectieven biedt. Wat de lezer misschien wel het meeste aangrijpt is de meedogenloze manier waarop de jonge John Jacob in zijn thuisstad Portsmouth wordt behandeld door zijn broodheer en ‘voogd’ Lewis. Misschien heeft Boyne hier wel inspiratie gezocht bij de literaire klassieker ‘Oliver Twist’ van Charles Dickens (geschreven in de eerste helft van de 19de eeuw). In ‘De scheepsjongen’ ronselt de gewetenloze Lewis jonge wezen zoals Turnstile, geeft hen eten en zorgt voor onderdak maar eist daar de nodige tegenprestaties voor. De jongens die hij onder zijn hoede neemt, worden niet alleen tot gauwdieven opgeleid; zodra ze oud genoeg zijn, verplicht Lewis hen tot prostitutie. Gedurende zijn hele adolescentie blijft Turnstile worstelen met het grote onrecht dat hem als jongetje werd aangedaan, en de lezer is getuige van zijn moeizame weg naar volwassenheid. Tussen de regels door wordt ook de, als vanzelfsprekend beschouwde, sociale ongelijkheid in vraag gesteld. John Jacob heeft het er bijvoorbeeld moeilijk mee dat de Engelse officieren de exotische eilanden die ze aandoen, meteen als Brits eigendom beschouwen. Maar kapitein Bligh, aan wie hij daar voorzichtig uitleg over vraagt, begrijpt zelfs de draagwijdte van zijn vragen niet. Net als in ‘De jongen met de gestreepte pyjama’, kiest Boyne voor een ik-verhaal waarin een jonge hoofdrolspeler aan het woord komt, maar de toon in ‘De scheepsjongen’ is veel minder naïef en kinderlijk. ‘De scheepsjongen’ is een stevige roman van 462 pagina’s, maar geoefende lezers zullen zich met veel plezier laten meeslepen door het verslag van John Jacob Turnstile. Het happy end van het boek – wellicht een toegift aan het jeugdige doelpubliek – doet geen afbreuk aan de kwaliteiten van deze roman.