De Tillermans
De zwerftocht van vier kinderen op zoek naar een thuis
De laatste woorden die de vier kinderen Tillerman uit de mond van hun moeder horen, zijn: “Jullie kleintjes, doen wat Dicey zegt.” (p.11). Dan verdwijnt ze tussen de winkelende massa in een winkelcentrum in Connecticut. Na een dag en een nacht wachten in de auto, besluiten de vier op eigen houtje de geplande reis naar hun tante verder te zetten. Te voet, zonder geld, en zonder enige hulp. Dicey van dertien heeft de leiding: zij leest de kaart, zoekt elke nacht een veilig onderkomen, bedenkt telkens nieuwe manieren om hen niet van honger te laten omkomen. James is nog maar tien maar bijzonder intelligent en leergierig. In schril contrast met de negenjarige Maybeth die door iedereen buiten het gezin als achterlijk wordt bestempeld. Benjamin van het gezin is de zesjarige Sammy, die verschrikkelijk gebukt gaat onder de plotselinge verdwijning van zijn moeder, en op de vuist gaat telkens wanneer hij in het nauw wordt gedreven. En dat is nog maar het begin, want deze bundeling van de eerste trilogie – vijf jaar later vervolgd in een tweede- bevat ruim 500 bladzijden omzwervingen van de Tillermans. Het aparte verhaalgegeven en de uitgesponnen karakterschets van deze stuk voor stuk bijzondere kinderen slepen je hier een heel eind in mee. Je moet de verfilming niet gezien hebben om deze road movie te laten afspelen voor je ogen. Maar af en toe slaat de herhaling, én de verveling, wel toe. Wanneer het begin van een hoofdstuk weer maar eens het zoveelste ontwaken onderweg schetst bijvoorbeeld. Of wanneer het moraliserende kantje te sterk wordt. “Schrijven is schrappen” was het motto van Godfried Bomans, en dat lijkt me een gepast advies voor deze schrijfster.