De tunnels
Wanneer wordt een verhaal onwaarschijnlijk? Deze vraag dringt zich af en toe op bij de lectuur van 'De tunnels'. Het begint in elk geval intrigerend. De twaalfjarige Gran Bloempjes is met zijn ouders en zus verhuisd naar het oude huis waar vroeger opa woonde. Gran is een buitenbeentje, maar op zijn nieuwe school blijkt hij er helemaal niet bij te horen, iedereen negeert hem gewoon, behalve de rare Catalina, al is haar toon meteen vijandig. Toch wordt Gran door haar geboeid en al helemaal als hij haar door een verborgen deur onder de grond ziet verdwijnen. Onder het dorp blijkt zich een heel gangenstelsel te bevinden, waar doorheen een vreselijke wind waait die holtes maakt waarin hele huizen verdwijnen. Dankzij een bijzonder erfstuk van zijn opa wordt Gran toegelaten tot de Openers, een selecte groep die het dorp en de wereld moeten redden. Of dat zal lukken door de tunnels te stutten met hockeysticks en lantaarnpalen is nog maar de vraag.
Dave Eggers kán sfeer scheppen, je raakt als lezer al snel in de ban van het vreemde gedrag van de leerkrachten en leerlingen op Grans nieuwe school en van het mysterie rond de tunnels. Hij slaagt er ook in zijn personages boeiend te maken. Daarbij besteedt hij veel aandacht aan de beweegredenen voor gedrag, bijvoorbeeld Grans twijfels als hij zijn moeders rolstoel ‘leent’ om Catalina te helpen. Ook van Grans moeder, gekluisterd aan haar rolstoel en ontregeld door geldzorgen, krijg je een goed beeld. Toch ondergaat het verhaal uiteindelijk het lot van de tunnels: het dreigt in elkaar te zakken. De wind die de tunnels graaft en kan denken als een mens, is te weinig geloofwaardig. Dat geldt ook voor het verbond van de ‘Openers’, bijna allemaal jongeren, wat typisch is voor een jeugdboek. Het verhaal bevat ook te veel losse eindjes: waarom negeert iedereen op school Gran? Wat is de rol van het bizarre spel op de speelplaats waar de jongelui in een kring elkaar tegen de borst stampen? En waar dient die ruzie voor, tussen de voorstanders van het plan om parken en scholen in te planten en de dorpelingen die geloven dat het dorp verwoest wordt door elanden? Ten slotte ligt de boodschap er wel erg dik op, wat nog versterkt wordt door de expliciete tussenkomsten van de verteller. De holtes blijken te staan door de wanhoop, ze kunnen enkel tegengehouden worden door mensen met hoop, die hun beloftes nakomen en die weten wat verdriet is. Enkel zij kunnen verdriet helpen verminderen en mensen opfleuren door de tunnels te stutten, of zoals Catalina het stelt: ‘Want als we versterken wat onder ligt, geven we het geluk boven een kans.’
Zoals in zoveel populaire reeksen nemen de illustraties een belangrijk aandeel in. Ze doen echter weinig meer dan het verhaal begeleiden, eigenlijk zou je ze gemakkelijk kunnen weglaten. Maar dan zakt het boek misschien wel helemaal in.