De verdwenen diamanten
Josie, Peter, Moerad en de Kleine Yoe Lan vormen samen met Woelf, een zwarte hond die op een boerderij in de buurt woont, de ‘Bende van de Zwarte Hond’. De kinderen wonen in een tehuis. In het weekend zijn zij de enigen die er achterblijven, want hun ouders zijn allemaal voor langere tijd in het buitenland. Op een van hun tochten vinden ze Amma, een meisje uit Ghana. Zij werd niet alleen door de jeugdopvang uit haar vertrouwd pleeggezin gehaald met het oog op een repatriering naar Ghana, maar ook diamantsmokkelaars zitten achter haar aan. Dat is het begin van een spannend maar bijwijlen ook ongeloofwaardig en van toevalligheden en vanzelfsprekendheden aan elkaar hangend verhaal. Het boek is geschreven in een vlot Nederlands, met veel dialoog, zodat het aangenaam en snel wegleest. De karakters van de bendeleden zijn goed uitgewerkt, de anderen zijn veeleer getypecast in functie van hun rol in het verhaal. Karlijn Stoffels plaatst hier haar vertrouwde thema, schrijven over kinderen die van een vertrouwde naar een vijandige omgeving verplaatst worden, maar waarbij op de een of andere manier problemen steeds opgelost worden door vriendschap en liefde, binnen het kader van een detective. Lezers die van dit soort avonturenverhalen houden, zullen er ongetwijfeld van dromen om lid te zijn van de ‘Bende’. Kinderen die van wat meer diepgang houden, zullen echter op hun honger blijven zitten, want de verschillende verhaallijnen worden vrij oppervlakkig uitgewerkt.